
De Leuvense horeca is in de ban van een muizenplaag. De ene na de andere zaak sluit noodgedwongen de deuren. Het zal brasserie La Royale niet overkomen. Op het moment dat An Olaerts behoedzaam haar ziel op tafel legt, tussen de kruimels van het koekje bij de koffie en mijn exemplaar van haar boek ‘Altijd wat’, doet een ernstig kijkende man met een zaklamp zijn ronde.
Niets te zien onder de tafel, zo blijkt, we halen opgelucht adem. Zal ik deze luie muizenvanger in een stukje verwerken, zie ik An denken, of toch maar niet? Misschien mag ik hier dan niet meer binnen?
‘Je hebt er geen idee van hoe gevoelig de mensen soms zijn’, zegt ze. ‘Laatst publiceerde ik een stukje over de betreurenswaardige kwaliteit van Belgische vijgenbomen – ook de week na Pasen is het al een beetje komkommertijd in de krant – en overigens dacht ik eigenlijk ook eerst dat jullie Jo Komkommer een schuilnaam was – maar soit: tientallen reacties kreeg ik. Van teleurgestelde, misnoegde en boze vijgenbomenbezitters. Allemaal mannen die hun vijgen en hun vijgenconfituur aanprezen. Speciaal! Of ik niet eens kwam proeven? Tuurlijk niet!
An Olaerts is met voorsprong de minst pretentieuze columniste van Vlaanderen, en dus ook een van de beste. Scherpe observaties, grappig, altijd vol mededogen en vooral heel veel zelfrelativering.
‘Ik hou het graag klein,’ zegt ze. ‘Vanuit een standpunt ergens in de marge. Ik hou niet van Grote Woorden, of van Grote Meneren met woorden. Zoals Ilja Leonard Pfeijffer, die in ieder interview rondbazuint dat hij ons iets wil tonen, iets wil leren. Ik wil niet worden opgevoed. Ik ben geen foie gras eend. Ik zal zelf mijn gedachten wel oppikken. La Superba vond ik overigens wel een heel grappig boek.’
‘En intussen heb ik met mijn marginale kleinigheden nog altijd geen roman geschreven. En een grote al helemaal niet. Eigenlijk loop ik maar wat te lummelen. Liefst schrijf ik reportages. Een paar dagen alleen op een plek, daarna thuis komen met verhalen. Dat is spelen, dat is smullen. Ik ben een observator, fotografeer ook heel graag. Er zijn en er niet zijn tegelijk, of ten minste niet moeten participeren. Het is de meest comfortabele positie.’
‘Dat ik makkelijk schrijf, ontdekte ik toen ik in schoolvakanties brieven begon te schrijven, naar vriendinnen die gewoon in de buurt woonden. Ik schreef meer dan ik ze zag. Ergens is dat een beetje zo gebleven.’
‘De blog is later gekomen. Ik schreef al voor de krant op dat moment. Het was nieuw. Je was baas op je eigen erf. Het werd druk gelezen. Plus, er was een echte community mee gemoeid – wat jullie nu ook een beetje proberen met Aanlegplaats. Ik ging destijds gretig naar Girl Geek Dinners, om te praten met andere bloggers van het eerste uur. Heel leuk. Allemaal eigenaardige mensen.
‘Nu is de blog leeg, omdat iedereen mijn boek moet kopen natuurlijk. Al zou ik zou best opnieuw willen beginnen met een online kladschrift, maar ik kan me moeilijk inhouden. Voor je het weet zit ik toch weer te prutsen en te prutsen om het beter te maken. Terwijl het zo’n verademing kan zijn om losjes wat te tikken. Je weet nooit waar je gaat uitkomen. Ik weet nog hoe ik ooit aan Start to Run begon. Kwam ik zondagmiddag terug thuis van vijf kilometer, schreef ik over de geur van kroketten onderweg, bijzondere brievenbussen en vrije gedachten.’
Lopen heeft ze niet volgehouden, bekent ze. Iedereen rent en fietst zichzelf een ongeluk. En ze doet niet zoals iedereen. Dat lees je ook in het boek, dat met de ondertitel kleine mislukkingen van een middelbaar mens meteen zegt waar het op staat. Geen glamoureuze selfies, geen opgepompt ego.
‘Laat het pompeuze maar zo. Ook in literatuur. Ik heb het graag kort, duidelijk en rechttoe rechtaan. Vooral Nederlanders zijn daar goed in. Maarten ’t Hart, Jan Wolkers, Godfried Bomans, Remco Campert, Judith Herzberg, JC Bloem, Rutger Kopland, dat soort schrijvers. Het zijn allemaal ouderlingen, merk ik nu. Blijf ik daar misschien wat te veel in hangen?’
‘De Vlaamse literatuur trekt mij minder, misschien omdat – zo vertelde een professor me ooit – de grammaticale variatie in het Noord-Nederlands kleiner is dan in het Vlaams. Het zit allemaal wat strakker. In Hollandse zinnen kan je beter voorspellen wat het volgende woord zal zijn. Het is wat drammeriger en het leest sneller, en daar hou ik van.’
‘Maar, als ik er even bij stil sta, ik lees gelukkig ook wel schrijvers van nu. Marijke Schermer, Jaap Robben. En ook wel Vlamingen. Lara Taveirne, Erik Vlaminck. En het boek dat ik nu aan het lezen ben is wonderbaarlijk: Baksteen, van Femke Vindevogel. Als zij eens met een blog zou beginnen. Het boek is grappig en gewelddadig tegelijkertijd. Je moet het maar kunnen. De taferelen zijn walgelijk, maar ze brengt het op een amusante, laconieke manier. Vindevogel schakelt aan een razend tempo heen en weer tussen de tegenstellingen. De wereld doet te vaak alsof alles duidelijk en simpel is. Alsof alles moet worden opgelost. Het is een beetje spanningsloos. Juist of fout. Grappig of verdrietig. Alles opgeruimd. Ik heb het liever dubbelzinnig, morsig en alles tegelijk. De vettige kant van het leven, die is toch net interessant? Niets is zo grappig als de tragikomedie en niets is zo treurig. Niemand ontsnapt aan de tristesse van zijn eigen leven. Ik ook niet. Het is echt waar altijd wat voor iedereen.’
‘In mijn boek staan een paar heel verdrietige stukjes, waar ik lang over heb getwijfeld. Ik word ongemakkelijk van sentiment. Maar ik heb besloten om het toch te laten bestaan. Lang leve het gedoe. Wat zou je toch zijn in een leven zonder gedoe? Schrijvers die ploeteren in de ellende die mensen zichzelf aandoen hebben dan ook mijn sympathie. Céline. Amélie Nothomb. Slauerhoff. Maar die is dan weer te dood om nog een blog te beginnen.’
‘Bij ons is Delphine Lecompte zo’n brutaal nest. Die mag ook een blog hebben van mij. Niet dat ik het er altijd mee eens ben, en dat hoeft ook niet. Een beetje schoppen en slaan, dat doen we toch veel te weinig?’
‘Maartje Swillen schopt en slaat niet, maar ze is wel pretentieloos en kan geweldig schrijven. Dus dat zij haar teksten ook maar eens op een blog gooit.’
‘Oei. Heb ik nu echt alleen maar vrouwen genoemd? Dan voeg ik nog snel Hans Dorrestijn aan mijn lijstje toe, dan kan de rehabilitatie van de vieze oude witte man eindelijk worden ingezet (lacht).’ (nvdr An Olaerts lacht eigenlijk de hele tijd, maar als het over vieze oude witte mannen gaat is ironie lang niet meer zo helder als vroeger)
‘En dan nog jullie laatste vraag. Wat een blog goed maakt. Tja, dat kan een paar kanten uitgaan. Maar zeker: kort, ik heb geen geduld. Ken je Kimme Tigra? Nee? Schrijft zkv op instagram. Die zijn schitterend. Grappig, met verdriet vaak. Er staan trouwens echt veel teksten op Instagram. Zonder selfie. Zonder schmink. Zonder moppendrang. Dikwijls zijn het halfzachte motivational quotes, passief-agressieve excuses om vooral jezelf te blijven, ook al ben je een zeur. Maar soms schotelt het algoritme me echte snoepjes voor. Alles is beeld en niemand kan zogezegd nog lezen, maar het woord is verre van dood. Ik ben absoluut geen cultuurpessimist. Soms mag een mens gerust twijfelen aan de toekomst. Tranendal dat we soms bewonen! Treurnis mag, maar je moet er niet in zwelgen. Het boeit me niet. Je moet spanning op de miserie zetten. Laat het maar knetteren zoals bij Femke Vindevogel. Al dat cerebraal geneuzel. Schrijf fysiek, energiek en kom asjeblieft snel ter zake. Ik wil verrassingen, troost en plezier krijgen als ik lees.
‘Wild verlanglijstje, niet?’
Een maandagochtend kan niet eeuwig duren, en het is voor ons allebei tijd om weer eens aan het werk te gaan. Of ik kinderen heb, vraagt ze, en dat Punkie – haar pleegzoon van ondertussen tien jaar – graag met haar naar een avonturenpark wil, met een klimparcours in de bomen en riemen in je liezen. ‘Is dat nu iets voor een middelbaar mens? Ik zou het beter niet doen. Het is geen gezicht en discreet ben ik ook nooit. Maar wie kan het wat schelen. Kortom, binnenkort gaan we schreeuwen in het loof.”
Want, zo overtuigen we elkaar, iedereen heeft eigenlijk een vaste leeftijd. Die van mij is 32, zeg ik – de Jezusleeftijd, jawel – maar zij? Ik ben voor altijd 13. En weg is ze, op weg naar nieuwe avonturen, waarover u elke twee weken in De Standaard, en misschien straks ook terug op haar website, het verslag kan lezen.
