
Waar de dichteres Runa Svetlikova woont, bloeit er salie en pronken rode besjes tussen het groen. Drijven romige wolken voorbij, achtervolgd door een kudde luchtschaapjes. Vliegtuigen scheren zo laag voorbij dat je aan hun buik kan kietelen als je op een tabouretje op de nok van het dak zou staan. Goederenwagons en de intercity naar Nijvel stormen met regelmaat langs het spoor. Naast de autostrade verderop sproeit een man de plantenspuit over wat rozen. Een vrouw oogst twee courgetten en een worteltje. Heet dat ook poëzie ?
We zitten op de geheime plek met de kastanjebomen. Ze wuiven ons met hun grote handbladeren een beetje koelte toe. Deze plek doet denken aan de geheime en enige natuurlijke plek in 1984 van George Orwell. Een plek waar een wezen op adem mag komen, waar dagdromen en wat liefde nog een beetje kan. Mevrouw Koolwitje vliegt over de trampoline waarop je nuchter kan zweven voor even en de hond doet een vreugdesprong.
Deze geheime plek wordt bedreigd en nog wel voor de aanleg van een politiek correct fietspad. Terwijl het hier nog getuigt over seizoenen en diverse soorten in plaats van eenheidsworstweer en – wezens. Terwijl deze plek de thermostaat van de stad beter regelt dan beton.
Daarvoor is er actie nodig en misschien geldt dat wel voor alle poëzie.
Runa Svetlikova maakt medicijnen met woorden, witregels en zinnen. Je wordt er weer even helder van in plaats van wazig, koortsig en verkrampt, ze maken je stem al eens minder schor. Soms moet je lachen als je haar leest of denk je: gotcha! In enkele gedichten van Svetlikova kan je zelfs even wonen, dat heb ik persoonlijk ondervonden toen ik hopeloos doolde op zoek naar troost.
Runa schenkt me een glas Prudh, genoemd naar een barbaar zonder tanden uit een boek van Terry Pratchett. Het betreft een toverdrank van het huis op basis van munt, rietsuiker en gember. Doet denken aan Roald Dahls Fropskottel maar zwoelkruidiger. Runa draagt okeren Pipi Langkoussokken met stippels en haar ogen zijn zacht en fel tegelijkertijd.
Ze fileert de werkelijkheid met fijne klauwtjes en een sardonisch lachje.
Haar debuut Deze zachte witte kamer (Marmer, 2014) won de Herman De Coninckdebuutprijs, de Jo Peters Poëzieprijs en de Europese Bridges of Struga debuutprijs.
In 2018 verscheen Drieëntwintig tips om de hond en je demonen aan de lijn te houden, een gedoemde poging tot literair verantwoorde braakpoëzie.
Momenteel schrijft ze aan de roman ‘Wat ik moet onthouden’. Een verhaal over hoe je niet alleen gevormd wordt door je ervaringen, maar ook door het verhaal dat andere mensen over je vertellen.
Het proces van die roman kan je volgen op haar facebookaccount. De ups en downs en inzichten van een godin tijdens haar creatieproces. Dat brengt ons bij sociale media en de blogkunst.
Heb je zelf een blog ?
Op de eerste versie van mijn website had ik een soort blog, met allerlei willekeurige soorten teksten die in je in een soort van sterrenconstellatie – ook willekeurig – kon terugvinden. Ik vulde het blog willekeurig aan, zonder vaste tijden of vaste formats en ik had er veel plezier in. Toen ik mijn website na mijn debuut wat professionaliseerde, kon ik dat willekeurige sterrenconstellatieding niet nabouwen in het nieuwe format. De blogposts kwamen allemaal netjes onder mekaar terecht, en het voelde als een soort verplichting. Toen verloor ik mijn interesse, het werd te netjes.
Wat ook meespeelde was het feit dat ik Facebook steeds vaker gebruikte als een alternatief voor mijn ‘blog’. Daar was er meer interactie. En naarmate er meer gebeurde op Facebook leken de blogs allemaal stilletjes dood te gaan. Wie volgt er nog een link naar content? Ondertussen is de content op Facebook zelf gewoon verdwenen.
Wie zou er absoluut een blog moeten beginnen? (Runa verslikt zich. Het woord moeten moet van haar niet zo) :
Van mij moet er helemaal niemand een blog beginnen, ik ben namelijk niet zo’n autoritair type. Wat ik graag zou lezen, als zuchtende schrijver, is een blog van een zuchtende schrijver. Ik besef dat dit verschrikkelijk navelstaarderig en escapistisch is, gezien de tijden waarin we leven. Maar ik zou met plezier iemand volgen die poëzie schrijft, of verhalen, of een roman, en die de godsgruwelijke gedachten – allemaal! – die daarbij horen open en bloot en dramatisch exhibitionistisch etaleert.
Dichter bij de wereld: Saskia Van Nieuwenhove, die staat met haar voeten in de modder van de jeugdzorg en kan daar witheet en tegelijkertijd zo liefdevol over berichten. Zoals we zorgen voor de kinderen zorgen we voor de toekomst van de mensheid. (Niet.)
En Johanna Geels. Haar gezondheid ging er de laatste jaren te hard op achteruit, maar ze was mijn allerfavorietste Facebook”blogger”. Gelukkig zijn veel van haar kronkels te lezen en herlezen in het boek ‘Wat een tuin ziet als hij slaapt’.
Zijn er criteria voor een goede blog? Wat maakt een blog sterk?
Het is onvoorspelbaar. De schrijver ervan is slim, maar niet slimmig. Het gaat over alles. Taal! Politiek! (Zo links mogelijk om eerlijk te zijn, ik schaam me nergens meer voor.) En paardjes! De vélocipède! Eén of andere zeldzame keversoort uit de Amazone. (Dat alles in één volstrekt logisch samenhangende post uiteraard.)
Op een goede blog is elke post confessionalistisch; ze bezorgt me én een intellectueel orgasme, én de slappe lach én plaatsvervangende schaamte.
