
Het heeft bijna vijf jaar geduurd, maar nu heeft Aanlegplaats eindelijk een interview kunnen versieren op het water. Ik ben in de Amsterdamse haven Marina bij schrijver en psycholoog Marthe van Bronkhorst. We wandelen naar haar persoonlijke aanlegplaats, waar een kleine gele boot met de naam Chasseur uitnodigend ligt te kabbelen. Wie wil er een jacht als je een jager kunt zijn?
Marthe van Bronkhorst (1993) heeft een driewekelijkse column in het literaire tijdschrift Hard//hoofd, deed mee aan het Das Mag-schrijverskamp en maakt (jeugd)theater. Verhalen en gedichten van haar verschenen in onder meer NRC, de Standaard, De Revisor en DW B; ze publiceerde artikelen in Trouw, De Groene Amsterdammer, de Volkskrant en de Standaard. In januari verschijnt haar debuutroman Het ontduiken van Lo Laan bij uitgeverij De Geus.
Marthe maakt een zeer frisse indruk voor de drie dagen Lowlands die ze achter de rug heeft. Ze stelde er voor Hard//hoofd de show ‘Sex, drugs & poetry’ samen. In de boot geeft ze me een rondleiding waarbij ik niet hoef te bewegen – “toilet, keuken, woonkamer en alles” – om me vervolgens het dek op te begeleiden, waar we met een kussen in de rug plaatsnemen in de stralende zon. Ze trekt haar roze gympies uit om nog even haar voeten in het water te steken en dan kunnen we beginnen.
Je wordt omschreven als een schrijver die de grote thema’s niet schuwt.
Ik denk dat ik voor Hard//hoofd nu wel iets heb geschreven over zo’n beetje alle onderwerpen die ik wilde behandelen. Vrije wil, de agro-industrie, klimaatangst, polyamorie, AI, armoede, zogenaamde tegennatuurlijkheid,… Ja.
Is een column hetzelfde als een blog?
Een column kan ook heel sec zijn natuurlijk, maar de columns die ik schrijf voor Hard//hoofd vertrekken wel altijd van een persoonlijke anekdote. Daarmee onderscheidt het zich in mijn ogen van een essay of een opinie. Korter is ‘ie ook – heel belangrijk voor mijn redacteuren. Het moet over iets actueels gaan; niet de waan van de dag, want daar verschijnt hij te weinig voor. De column moet daarnaast prettig te lezen zijn. Aandacht is iets dat je moet verdienen – er is geen enkel woord voor een lezer verplicht om te lezen.
Oh ja en ook literair: hij moet verhalend zijn, je moet mooie taal gebruiken.
Is jouw…
En ik sluit de column af met een gedicht, dat op zichzelf staat en een nieuw licht werpt op de zaak.
Is jouw column belangrijk voor je?
Ja, heel. Ik vind het een voorrecht om te mogen maken en voel ook een grote verantwoordelijkheid: niet iedereen heeft een plek om zijn ideeën te verspreiden. Natuurlijk zijn we maar een speldenknop in het literaire landschap, maar ik voel hierdoor wel dat mijn column meer moet zijn dan mijn persoonlijke uitlaatklep. Meer dan deze boot. Het water mag er niet direct uit klotsen, het moet wat rondjes maken. Het mag niet zomaar een dagboek zijn. Taal schept de wereld.
Heb je van die columns waarin aan alle criteria werd voldaan? Waarin je iets nieuws hebt geschapen?
Het lukt nooit helemaal, maar ik hoop dat ik in mijn columns over online haat en over het hypocrisieverwijt wel mensen heb kunnen bewapenen met de juiste taal.
Zit daar een overlap met je werk als psycholoog?
De gemene deler is het opkomen tegen onrecht. Mensen maken allerlei shit mee en ik wil aan hun zijde staan als anderen, politiek of reguliere media, verstek laten gaan. Voor de rest ben ik heel kritisch voor psychologenpraat.
Ik heb een theaterstuk geschreven over een man die naar de psychiater gaat. Hij legt uit dat hij last heeft van het overview effect (waarbij je je bewust bent van de grootte van het heelal en de kwetsbaarheid van onze planeet, red.). Waarop de psychiater, die zich helemaal heeft blindgestaard op de kleinheid van een hersencel, zich getroost voelt en zegt ‘hèhè, u heeft me goed geholpen.’
Zou je je columns ook schrijven als je geen plek had bij Hard//hoofd?
Oh ja zeker, ik heb altijd geschreven en op alle platforms geprobeerd binnen te raken.
Hoe ben je bij Hard//hoofd binnengeraakt?
Dat was nog heel lastig. Een middelbare schoolvriendin schreef voor Hard//hoofd en had me eens meegenomen naar een borrel. Het was daar heel ons-kent-ons en ik was volop aan het babbelen, dus ik dacht ‘jeej, ik ben goed bezig’. Totdat ik via andere kanalen hoorde dat er ook borrels waren waar ik niet werd uitgenodigd. Er was sprake van een buitenring met enkele binnenringen, waar ik nog niet bij hoorde.
Ik stuurde wel eens een idee op, maar dan werd het teruggestuurd. Of ze vonden het goed maar dan kwam het toch niet van de grond. Het heeft geduurd tot een vaste redacteur zijn beide polsen gebroken had en ze dringend iemand nodig hadden, tot ik iets mocht schrijven voor Weerwoord, de toenmalige vrije rubriek. Dat heb ik drie keer gedaan. Toen er een positie van vaste columnist vrijkwam, moest ik alsnog solliciteren voor die plek.
Het is een verhaal dat ik graag vertel, want het toont dat je naast netwerken en jezelf niet te goed voelen om een paar keer opnieuw van onderop te beginnen, alsnog veel toeval nodig hebt om als schrijver-die-gelezen-wil-worden, een plek te krijgen. En ondertussen blijven schrijven. Je moet honderd keer proberen om één keer raak te schieten.
Schreef je anders in het begin dan nu?
Ik denk dat ik toen wat dromeriger schreef, nu is het wat bozer. Hoewel: mijn eerste column ging ook over revolutie en aan de verkeerde kant van de geschiedenis staan.
Welke columns lees je zelf graag?
Die van Tobi Lakmaker, daar moet ik vaak hardop om lachen. Hij wisselt humor af met sérieux en je voelt niet aankomen wanneer het omslaat, dat vind ik heel prettig. En zijn zelfspot natuurlijk. Pieter Derks’ radiocolumn vind ik ook héél goed, net als de tv-recensies van Jonasz Dekkers.
Lees je ook blogs?
Een blog lees ik voor verhalen die ik elders niet vind. Sommige nieuwsbrieven lees ik heel graag, zoals Graafnotities van Nikki Dekker, die ze bijhoudt vanuit haar hyperfixatie op dieren en gedierte. Maxime Garcia Diaz maakte een soort blogdagboek voor de Internet Gids terwijl ze deelnam aan de Iowa Writer’s Workshop, heel tof: een mix van notities, poëzie, memes en foto’s. Maar ik moet zeggen dat ik aan de meeste Substacks die ik in mijn mailbox krijg, evenveel waarde hecht als aan de reclameboodschappen waar ze tussen staan.
Waarom vind je ze niet goed?
Ik vind er geen enkele poging tot contact maken in terug, geen enkele moeite om uit te leggen waarom ze een gevoel graag met ons willen delen. Gewoon: ‘ik deed dit en ik vind dat’.
Stoor je je dan aan autobiografisch schrijven überhaupt?
Nee autobiografisch is het probleem niet, ik vind het eerder jammer dat er zo weinig origineel wordt geschreven. Mensen snijden steeds dezelfde thematieken aan. Terwijl ik toch eerder op zoek ben naar de Wednesday Addams, the odd one. Mensen die met niemand vergeleken kunnen worden. Het hoort er natuurlijk bij, maar ik kreeg zelf zowat een identiteitscrisis toen de uitgeverij wilde bepalen met welke schrijvers ze me ging vergelijken voor de verkoop van mijn boek. Dit wil ik helemaal niet! Uiteindelijk is het iets van ‘in de lijn van Adolescence’ geworden denk ik, daar kan ik nog wel mee leven.
Maxime Garcia Diaz is zo’n onvergelijkbare schrijver, maar ook Yentl Van Stokkum bijvoorbeeld, met haar bundel Ik zeg Emily over Emily Brontë. Hierin beschrijft ze fandom dat compleet uit de hand loopt, uiteindelijk ligt ze naast Brontë’s graf en laat ze zien wat het betekent om ‘jezelf helemaal verliezen in iemand’: niet op een zoetsappige manier, maar op een gestoorde, grappige manier. En Twan Vet vind ik ook heel goed. Die wordt trouwens altijd vergeleken met Ingmar Heytze, wat hem volgens mij helemaal geen recht doet. Hij is een oude ziel in het lichaam van een jonge man, die mijmerend schrijft over onverklaarbare heimweegevoelens in een tijd dat dat helemaal niet in de mode is. Nu moet alles hysterisch en in your face.
Je zei dat je zelf vroeger ook dromeriger schreef. Heb je je stijl aangepast?
Ja, ik pas me ook wel aan aan de Zeitgeist. Ik ben sterk bezig met wat ik schrijf en voor wie. Soms is dat gevaarlijk, wordt het moeilijk om tussen al die verschillende geuren van de tijd en de lezer en het spel van borrelen en pitchen je eigen stemgeluid en plezier in het oog te houden. Bij mij helpen mijn gedichten me daarbij. En soms denk ik ook: ik stop ermee. Ik word heks in een verlaten boerderij op Texel.
Wie zou wat jou betreft dringend een blog moeten beginnen?
Deze vraag bracht me terug naar de roman Zorba de Griek. Heb je die gelezen? Fantastisch boek. Zorba is zo’n beetje een gast van 12 ambachten 13 ongelukken en de ik-figuur is een schrijver die met hem meereist. ‘Wat zit je nou de hele tijd in dat boekje te schrijven?’ zegt Zorba tegen hem. En hij terug: ‘Joh, als je het allemaal zo goed weet, dan schrijf je het toch lekker zelf.’ ‘Ik ben veel te druk met al mijn avonturen,’ zegt Zorba dan, ‘ik heb geen tijd om te schrijven.’ Daar vrees ik voor, dat alle mensen van wie ik graag iets zou lezen, het veel te druk hebben om daarover te schrijven.
Ik denk bijvoorbeeld dat het heel goed zou zijn als Savriël Dillingh en Nina Zeelen, twee mensen waar ik mee samenwerk, op regelmatige basis iets zouden schrijven dat terug te lezen is voor anderen. Hij is politiek filosoof en een kei in het eenvoudig uitleggen van moeilijke thema’s, zij doet heel belangrijk werk als fact checker. Maar ze hebben het allebei te druk, met proefschrift schrijven en een revolutie ontketenen in de journalistiek.
En verder… ik houd heel erg van ‘slashies’: mensen die het een én het ander zijn. Die denken ‘nee schoenmaker, ik blijf niet bij m’n leest’, die niet bang zijn om iets totaal anders te proberen. Het lijkt me leuk om te lezen over die verschillende petten. Collega Hard//hoofd Loïs Blank bijvoorbeeld, is modefilosoof en natuurkundige, een heel coole combinatie. Emma Zuiderveen is schrijver/ chemicus en weet heel veel van forellen, hoe gaaf zou het zijn moest zij geregeld een dag in haar leven beschrijven? ‘12 januari – stalen genomen van de Maas, toch niet zo vervuild als gedacht, hypothese overboord en opnieuw beginnen; 17 februari – oh nee corruptie in het onderzoek, het is allemaal nog veel erger; 4 april – laatste hand gelegd aan mijn roman over pornoverslaving.’
Sowieso denk ik dat er veel mogelijkheden zijn om klimaatwetenschap interessant te brengen. De zus van mijn beste vriendin is aardwetenschapper en doet veldwerk bij Spitsbergen. Jaarlijks keert ze terug om de wisselwerking tussen planten en klimaat in kaart te brengen. Ze doet al aan publiekscommunicatie hoor, ze maakt tekeningen van haar bevindingen en daar bestaat zelfs een strip van. Maar ik zou het leuk vinden als ze ook zou vertellen over dat ze door een vertraagde vlucht te laat was voor de schiettraining die nodig is als je daar onverwachts een beer tegenkomt. In een blog, of een podcast.
Maar daar heeft ze het te druk voor?
Ja. Nu, ook relevant werk bevat natuurlijk heel veel onzintaken. Vergaderingen en Zoom zouden gewoon afgeschaft kunnen worden. Op emails zou een beperking moeten staan.
Waarom doen we het dan toch?
Omdat we doordrongen zijn van een psychologische en maatschappelijke druk om productief te zijn. Die onzintaken bieden ons een gevoel van schijnproductiviteit en dat is altijd nog beter dat het gevoel van falen en lui zijn. Maar dat is een uitputtende levensstijl, zowel voor onze grondstoffen als voor onze psyches. Het enige dat we eraan overhouden is geld, waarmee we in het beste geval wat tijd kunnen kopen.
Marthe is nog niet uitgesproken of er komt er een enorm cruiseship van Virgin Voyages de haven in gevaren. Zeventien verdiepingen hoog, slaat het een schaduw over de tientallen bootjes in de haven. “Weg hier!” roept Marthe met haar handen om haar mond. “Boe!”
“Niemand heeft hier iets aan: de aarde niet en die mensen ook niet. Ze krijgen niks mee van de reis en hebben waarschijnlijk allemaal buikloop.”
Wat kunnen we doen om cruisetoeristen en slashy’s te bevrijden?
Een basisinkomen invoeren, als je het mij vraagt. Minder tijd naar het onzingedeelte van werk. En de journalistiek moet meer doen om relevant werk inzichtelijk te maken.
Het valt me altijd op hoe enthousiast iedereen is als er dan eens een wetenschapper in Zomergasten zit. Ook in onze interviews komen zwarte gaten en diepzeevissen vaak voorbij in de categorie verborgen interesses.
Ja, mensen zijn op zoek naar magie en verwondering. Tegelijkertijd ben ik ervan overtuigd dat elk onderwerp, hoe saai ook, boeiend gemaakt kan worden als je maar de juiste metaforen gebruikt en duidelijk maakt wat erin zit voor de lezer. Kijk bijvoorbeeld naar het afschaffen van de hypotheekrenteaftrek. Dat is zó slecht geframed. Niemand heeft ooit zelfs nog maar de moeite gedaan om daar een beter woord voor te verzinnen! Terwijl het heel interessant is en heel belangrijk is voor veel mensen.
Zo brengt een lelijk woord een einde aan een mooi gesprek. Rest ons enkel nog de foto met het favoriete boek. Marthe heeft een hele stapel: Great Expectations van Charles Dickens, The Catcher in the Rye van J.D. Salinger, dichtbundels van Yentl Van Stokkum en Hannah van Binsbergen en een roze met de boeiende titel Geef geen namen aan koeien die je van plan bent te slachten. “Oh nee, ik ben helemaal vergeten mijn Hard//hoofd-collega Elianne van Elderen te noemen!”
Ik zou kunnen stellen dat het typisch voor een millennial is om geen keuze te kunnen maken, maar de waarheid is dat deze schijnproductieve Xennial haar geen tijd gunt een weloverwogen keuze te maken – ik ben al tien minuten te laat voor mijn volgende afspraak aan de overkant van het IJ. “Houd ze maar gewoon allemaal voor je gezicht.” Het lukt. Natuurlijk lukt het.
Terwijl ik even later op een drafje langs de kade hobbel en per sms lieg dat ik er bijna ben, denk ik aan koeien en hypotheekrenteaftrek. Aan alles wat geen naam heeft maar toch bestaat. Aan alles en iedereen die wel een naam had en niet meer bestaat, aan iedereen met een naam die zomaar wordt weggevaagd. Waar blijft dat overview effect? Een zwart gat klinkt heerlijk. Ik ren en ren, de hitte van de stad tegemoet.
