
Een van de bijzonderste boeken die ik de laatste jaren heb gelezen was De huisvriend van Heleen Debruyne. Maar ook zonder De huisvriend had ik al een zwak voor Heleen. Wekelijks neemt ze in haar columns in Humo genuanceerde standpunten in over maatschappelijk gevoelige thema’s die juist uitnodigen tot polarisatie en ondoordachte brandbrieven. In een sobere maar uitnodigende stijl denkt ze – wars van alle sociale en culturele ideologieën die je van haar als progressieve feministe zou mogen verwachten – zelfstandig na en weet ze op een heldere manier telkens haar punt te maken. Tijdens de treinrit naar haar woonplaats Oostende viel het me op dat we onze boeken in dezelfde jaren publiceren (2016, 2021, 2025,…) en ook dat nam me voor haar in. Net als het feit dat Heleen, laat ik het maar ruiterlijk toegeven, een even oogstrelende verschijning is als haar illustere naamgenote uit Troje.
Omdat ik in haar een zielsverwante van Nora Ephron vermoedde wilde ik als attentie I Remember Nothing meenemen, maar het boek was nergens in Oostende te verkrijgen en daarom kocht ik Uit pure wanhoop van Geoff Dyer. Dyer is dan weer een zielsverwant van mij, die met zijn mislukte poging om een wetenschappelijke studie over D.H. Lawrence te schrijven hét meesterwerk over uitstelgedrag schreef.
We spraken af in de net heropende taverne Le Châtelet. Het is een nieuwe brasserie met een afgebladderde, oude ziel. Uit de luidsprekers klinken Franse schlagers die herinneringen oproepen aan zuidelijke vakanties van in de tijd toen de wereld nog in polaroidkleuren baadde. Aan de tafels zitten gepensioneerde, zwijgzame stellen voor zich uit te staren.
Naar goede gewoonte was ik te vroeg aangekomen en ik nipte, verwachtingsvol door de ramen kijkend, van een cappuccino. Plots verscheen Heleen in de deuropening. Een ranke vrouw met wilde krullen. Ze schreed naar binnen en op slag verstomde de muziek. Ik trachtte in weerwil van hoe ik me voelde een ontspannen indruk te maken, maar moest op mijn tippen gaan staan om haar een begroetingskus te geven. Zonder verder glazen, bloemstukken en tafels om te gooien, ging ik terug zitten. So far, so good.
Het was vreemd om een stem te horen die ik al jarenlang kende van gewaardeerde radioprogramma’s zoals Pompidou en De jaren. Getrouw aan haar schrijfstijl maakte ze een onopgesmukte indruk. Heleen is geen diva die het als haar taak ziet om de wereld in te palmen. Integendeel: ze heeft tegelijkertijd iets schuchters én zelfbewust, alsof ze voorbestemd is om langs de zijlijn, weemoedig glimlachend, de falende mens te observeren.
‘Bij mij lukt het niet om mijn existentiële angst met religie op te vullen.’ (lacht).
Als iemand zoiets zegt, herken ik onmiddellijk een lotgenote en het was dan ook een kleine moeite om een ober te wenken en Heleen te trakteren.
‘Een latte alstublieft.’
‘Voor mij een spuitwater.’
En dat op een maandagochtend in Oostende!
Voor we het gesprek definitief richting bloggen stuurden, vroeg ik haar of ze me de pdf van haar nieuwe roman Aline zou willen mailen. Heleen waarschuwde me dat er in de huidige versie nog spellingfouten zaten, maar geruststellend bekende ik dat ik nog nooit wie dan ook op een taalfout heb kunnen betrappen. Zo is mijn brein niet bedraad.
‘Ah, echt niet? Ik wel. Ik ben een echte spellingsneuroot.’
In haar ogen danste een zweem van ironie waarmee ze de wereld op afstand houdt. De drank kwam. Het was tijd om ons te verdiepen in de wonderlijke wereld van het bloggen.
- Waarom ben je ooit met een blog begonnen?
‘Ik vroeg het me gisterenavond af toen je me de vragen doorstuurde, want ik herinnerde me vaag dat ik ooit had geblogd. Daarom ben ik het terug gaan opzoeken en ergens in de krochten van het internet bestaat mijn blog nog. Ik startte ermee in 2014. Het waren kortverhalen. Deels verzonnen en deels gebaseerd op observaties.’
‘Zelf was ik het compleet vergeten. Het was een leuke ervaring om al die stukjes opnieuw te lezen.’
‘Qua schrijfstijl merk ik wel dat ik toen meer mijn best zat te doen. Ik was vierentwintig, de leeftijd waarop je probeert je pen vorm te geven en nog zoekt naar ingewikkeldere metaforen. Dat heb ik nu helemaal niet meer. Tijdens het schrijven doe ik heus wel mijn best, maar ik zit niet meer te schaven aan vergelijkingen. Het verbaasde me vooral om te zien dat ik eigenlijk weinig veranderd ben in de dingen die ik opmerk en interessant vind.’
‘In mijn blog ging het veel over seksualiteit en mensen die blind blijven voor hun eigen pretenties. Ik beschreef personen uit mijn omgeving die ik fictieve namen gaf, maar tijdens het herlezen herkende ik hen onmiddellijk. Weliswaar goot ik mijn ervaringen in verzonnen verhalen en gaf ik er een fictieve draai aan. Maar de dingen die ik nu nog interessant vind, zaten er wel al in zoals: Waarom gedragen mensen zich zoals ze zich gedragen? Waarom willen ze aan bepaalde normen beantwoorden? Hoe komt het dat ze zo graag geloven in hun eigen verhaal dat ze zichzelf voorspiegelen…?’
‘Zelf ben ik iemand die van mening kan veranderen, zeker over zaken waar ik niet veel van afweet. Als je me dan meer en betere informatie verschaft, kan je me gemakkelijk overtuigen en zal ik mijn standpunt herzien. Maar over de aard van de mensheid – over de kern van wie we zijn – ben ik nog niet van mening veranderd. (lacht).’
‘Waarom ik met de blog ben begonnen? Ik heb altijd graag geschreven. Ik was jong en had nog niets gepubliceerd, maar had al wel contact met een uitgeverij. Als je schrijft wil je ook gelezen worden, daarom leek het me een fijn idee om via een blog lezers te zoeken. In die tijd werd er meer geblogd. Het was gangbaarder. Mijn officieel debuut, De plantrekkers, verscheen in 2016. Ik was toen zevenentwintig jaar.’
‘In mijn studententijd heb ik nooit voor een schoolkrant of een studentenblad geschreven, want ik had geen zin om in een redactiesysteem opgenomen te worden. Als bijverdienste schreef ik echter wel voor gratis stadsmagazines zoals Zone 09 en Zone 03 – weekbladen die het culturele en culinaire reilen en zeilen in Gent en Antwerpen op de voet volgden.’
‘Wie mijn invloeden waren? Al op jonge leeftijd las ik Willem Elsschot en ik was er danig van onder de indruk. Met hem deel ik dezelfde blik op de wat sukkelige mens. Zijn taal is op een onopvallende manier uitzonderlijk goed. Iedere keer als ik een boek van hem herlees, geraak ik opnieuw begeesterd. Laatst herlas ik een van zijn minder bekende novelles: Het tankschip. Wederom uitstekend. Later las ik de kortverhalen van Tsjechov. In hun droogheid zijn die voor mijn verwant aan die van Elsschot. Een derde grote invloed is Simone de Beauvoir en niet alleen vanwege haar kijk op de maatschappij. Haar visie op de mensheid vind je ook terug in haar romans. Dat is wat ik probeer te doen als ik fictie of autofictie schrijf: de ideeën die ik over de samenleving heb – en hoe mensen er in hun dagelijks leven onderhevig aan zijn – te illustreren met behulp van een verhaal.’
‘Het is gek, want je wordt als schrijver heel vroeg gevormd. Bij mij is het allemaal voor mijn tweeëntwintigste gebeurd en hoewel ik nadien best nog veel gelezen heb, is er niet veel meer bijgekomen dat me echt heeft beïnvloed.’
Mocht Wim Oosterlinck (lees je mee, Wim?) je ooit uitnodigden voor zijn podcast Drie boeken welke drie boeken zou je dan aan de luisteraars aanraden?
‘Wat ik nu net zei. Niet persé Het tankschip, maar wel het volledige oeuvre van Elsschot. De kortverhalen van Tsjechov. En De mandarijnen van Simone de Beauvoir.’
2) Wie zou je willen dat een blog begint en waarom?
‘Spontaan denk ik aan een van de eerste voorvechtsters van vrouwenrechten: Mary Wollstonecraft. Ze leefde in de achttiende eeuw en was een feministe avant-la-lettre en tevens de moeder van Mary Shelley, de schrijfster van Frankenstein. Ten tijde van de Franse revolutie geraakte Mary Wollstonecraft erg geïnspireerd door het revolutionaire gedachtegoed en ze reisde er zelfs voor naar Parijs. Daar besefte ze plots: “Maar wacht eens: die vrijheid en broederlijkheid en zo dat geldt niet voor mij! De revolutionairen zijn de vrouw helemaal vergeten.” Als reactie heeft ze A Vindication of the Rights of Woman geschreven. Een pamflet waarin ze vooral Rousseau affakkelt, maar ook Voltaire en vele andere verlichtingsdenkers. Ze belichtte hun tekortkomingen in hoe ze naar de vrouw keken.’
‘Het zou goed zijn mocht ze bloggen omdat ze dan kort op de bal kan spelen en snedig op bepaalde politieke misstanden kan reageren.’
‘Mary Shelley heeft haar moeder nooit gekend want die is in het kraambed gestorven.’
3) Wat maakt een blog goed?
‘Door je vraag ben ik erover beginnen nadenken en ik vind het jammer dat ik bijna nooit meer blogs lees. In de jaren dat ze erg populair waren, las ik er best veel. Zo was er bijvoorbeeld een Amerikaanse blog over fashion history die ik interessant vond. Wekelijks werden er filmkostuums of afleveringen van Mad Men geanalyseerd. Vroeger las ik veel meer van dat soort zaken, maar die zijn bijna allemaal naar de sociale media gemigreerd en dat is toch niet hetzelfde. De stukken op de blogs waren vaak langer en beter onderbouwd dan die op Facebook en aanverwanten. Verder serveren de algoritmes je voortdurend dingen voor, terwijl je bij de blogs zelf de beslissing moest nemen om er naartoe te gaan. Dat is iets heel anders dan een selectief algoritme dat kiest wat het je laat zien en wat niet.’
‘De toenmalige kracht van het echte internet was dat er meestal geen commercieel gewin achter zat. En een blog was ook democratisch. Iedereen kon er eentje beginnen en je werd op bijna eerlijke wijze veel of weinig gelezen. Dat speelveld is nu verpest door de bedrijven die de algoritmes in handen hebben en hard bepalen wat wij te zien krijgen.’
‘Blogs doen me gewoon denken aan de betere tijden van het internet toen onze aandachtsspanne nog niet zo kort was. Je ging naar het forum en zocht op wat je interessant vond en hield daar dan met andere geïnteresseerden een discussie over.’
‘Rond de tijd dat mijn debuut verscheen ben ik met mijn columns in Humo begonnen.’
‘Waarover mijn nieuwe roman Aline gaat? Het is een portretschets van mijn sociale klasse. Het hoofdpersonage is een vrouw uit mijn middenklasse-omgeving die verhuist naar een nog niet gegentrificeerde straat in Oostende waar er van alles speelt en ondertussen is het ook niet bepaald gezellig in het kerngezin. De thema’s en de omgeving zijn autobiografisch. Maar het hoofdpersonage is niet op mij geënt – wel op de omgeving waarin ze zich beweegt. Het gaat over hoe mensen zichzelf dingen kunnen wijsmaken.’
‘Soms is het moeilijk om inzicht in jezelf te hebben en blijf je blind voor je eigen aandeel in bepaalde situaties. Aline handelt over veel zaken tegelijk, maar het centrale thema is de beklemming van het kerngezin. Ze is bijzonder boos. Ik wilde een vrouwelijk hoofdpersonage creëren dat niet bovenmatig sympathiek is. Soms weet je als lezer niet of je al dan niet aan haar kant moet staan. Ze is ook een onbetrouwbare vertelster.’
‘Vooraleer ik aan een boek begin te schrijven gaat er veel denkwerk, geploeter en geschrap aan vooraf. Maar eenmaal dat proces achter de rug ligt, gaat het vrij snel. Aan Aline heb ik ongeveer anderhalf jaar gewerkt – eigenlijk langer, want ik heb een eerdere roman weggegooid. Ik denk lang over de opbouw en de scènes na, maar het schrijven zelf redigeer ik bijna niet meer. Zoals gezegd zoek ik niet naar metaforen. De taal moet vooral zijn doel dienen en helder zijn, want het is voor mij meer een vehikel dan een speeltuin. Hoewel ik me wel kan ergeren aan slechte taal hoor. Je kan met metaforen ook zo uit de bocht vliegen. Ik lees veel Nederlandstalige boeken en regelmatig denk ik: ‘Oei, als je dit beeld ten gronde doordenkt slaat het werkelijk nergens op.’
‘Het kunnen gebruiken van metaforen is gewoon een gave en als je die niet bezit, kan je er beter van wegblijven. Willem Elsschot schreef zelden vergelijkingen, maar als hij het deed was het meteen zo goed. “Haveloos, als iemand die te voet uit Rusland kwam.” Dàt beeld klopt, je ziet het meteen voor je.’
‘Vorige week las ik iets heel straf: het in eigen beheer uitgebrachte boek van Michiel Leen over zijn alcoholverslaving. Hij beschreef zijn worsteling op een droge manier, weg van alle clichés en pathos.’
‘Het is niet zo dat ik naar een boekenwinkel hol telkens als er een nieuwe roman van die of die auteur is verschenen. Ik heb niet zo’n talent voor bewondering. Het fandom-schap is me vreemd. In een schrijversleven gaat het ook op en af. Er zal eens een geniaal boek tussenzitten en dan misschien twee mindere. Je kan niet altijd op hetzelfde niveau presteren.’
‘Voor de gasten die in de De jaren langskomen – het programma dat ik op Klara presenteer – volg ik eigenlijk altijd de suggesties van de redactie. Ik zeg op alles: ‘Ja!’ Tijdens het gesprek laat ik mijn voorbereiding zoveel mogelijk los en luister ik aandachtig naar de gast en probeer ik in te pikken op hoe de conversatie verloopt. Hoewel er natuurlijk wel onderwerpen zijn die ik aan bod wil laten komen en dan stuw ik het gesprek opnieuw die kant uit.’
‘Ik ben enig kind. Soms vind ik dat knap lastig. Later zal ik de enige zijn met herinneringen aan hoe het vroeger thuis was. Het is nu niet aan de orde, want mijn ouders zijn nog kerngezond, maar ik ben een beetje een doemdenker. (lacht).’
Het interview was afgelopen en haar nieuwe vriend, die sprekend op de jonge Iggy Pop lijkt, kwam erbij zitten. Ook hij vloog, als een ware protopunker, onmiddellijk in de cappuccino! Net als Heleen spreekt hij vloeiend Latijn, maar opdat dat ik de conversatie enigszins zou kunnen volgen schakelden ze welwillend op het Nederlands over.
Het gesprek dartelde alle kanten uit en surfte van Alain de Botton, over radicale eerlijkheid in relaties tot de noodzaak om moedig voor je principes op te komen. Op een bepaald ogenblik vertelde Heleen dat ze als jonge twintigster in het ouderlijk huis regelmatig de Knack zag rondslingeren. In dat tijdschrift las ze bijna altijd de reportages van Stijn Tormans. Onder andere zijn pen spoorde haar aan om, na haar studies geschiedenis, journalistiek te gaan studeren; alleen besefte ze na het behalen van haar diploma dat er in het toenmalige (en huidige) medialandschap te weinig ruimte was voor typische Stijn-stukken. Daarom wilde ze stage lopen bij Klara en sindsdien verblijdt ze de meerwaardezoekende luisteraars met haar beschouwende terzijdes en doortastende vragen.
Op de trein huiswaarts begon ik Aline te lezen. Twee avonden later was het uit en opnieuw was ik onder de indruk van Heleens heldere pen. In een achteloze maar stilistisch vaak briljante stijl – die net als die van Elsschot ten dienste van het verhaal staat – verdween ik voor de duur van een roman in de wereld van hoofdpersonage Aline. Ik werd deelgenoot aan haar worstelingen, twijfels en obsessies. Het boek gaat over de verwarring na een relatiebreuk, maar het schetst tegelijkertijd een boeiend beeld van de niet bij naam genoemde stad Oostende en de omgeving waarin het zich afspeelt. Het knappe aan het boek is dat de vele maatschappelijke thema’s die Heleen beroeren op een natuurlijke manier in het verhaal worden verwerkt. Nooit staan ze opzichtig op de voorgrond, maar onderhuids voel je wat er speelt.
Aline is een sterk verhaal over de valkuilen van hedendaagse verwachtingspatronen rond moederschap, relaties, status, feminisme en buurtbewoners. En dat allemaal heerlijk lichtvoetig neergeschreven.
“We stonden onze volwassen levens te spelen. Verantwoordelijk en bedachtzaam waren we, maar toch nog wild van geest, niet vatbaar voor clichés. We lazen allemaal dezelfde boeken van vrouwelijke auteurs die de pietepeuterige details met een pincet uit hun levens pulken om ze met eindeloos veel woorden te beschrijven.”
