Jasmien Vandermeeren, het interview

Jasmien Vandermeeren (38) is niet in een hokje te plaatsen. Als geitenwollensok op hoge hakken, gevoelige ziel in de mediawereld en marginaal tussen de culturele elite, kan ze terugkijken op een beroepenparcours waar yours truly een diepe buiging voor maakt. Ze was al communicatiemanager, leerkracht, vertaalster en bioboerin, om enige jaren terug te landen als scenariste. Ze schreef dialogen voor o.a. Thuis, Zie mij graag en wtFOCK. Als u haar niet kent als Jasmien Vandermeeren van de hilarische Facebookposts, dan misschien als Jasmien Vandermeeren van HUMO, waar ze ons deze zomer met de column ‘Zonde van de match’ wekelijks deelgenoot maakt van haar ervaringen met seks en online daten.

Heb je ook een blog, Jasmien?

Op mijn website verzamel ik stukjes proza, poëzie en scenario’s. Het is bedoeld als portfolio maar ik merk dat het ook niet-professioneel wordt gelezen, wat ik wel heel tof vind. Ik wil er nieuwe dingen blijven opzetten. Bij scenario’s ligt het openbaar maken moeilijk, waardoor mijn beste werk er eigenlijk niet op staat.”

Hoe ben je uitgekomen bij het schrijven van scenario’s?

“Ruim tien jaar geleden heb ik een periode in een bureau voor chaletverhuur in Zwitserland gewerkt. In die periode heb ik heel veel series gezien. Een van de series waar ik aan bleef hangen, was My mad fat diary over een 16-jarig zwaarlijvig meisje dat net een tijdje in de psychiatrie heeft gezeten. Ik vroeg me af waarom er bij ons niet zoiets bestond. Er waren thrillers, er was comedy, maar het mentale stond nog nergens centraal; de dramedy was in Vlaanderen nog niet uitgevonden. Nu is dat gebeterd, er is meer ruimte voor komische series met een dramatische ondertoon, waarin de psychologische ontwikkeling van personages voorop staat; Fuck you very very much en Roomies bijvoorbeeld. Veel schrijvers wilden ook plots een Vlaamse Fleabag maken, dat heeft er wellicht mee te maken. Maar alleszins: toen wist ik wat ik wilde schrijven.”

“Ik moest wel eerst nog drie jaar ploeteren aan een roman van 500 pagina’s – veel te veel, veel te complex, maar het moest eruit – voordat ik dacht aan een scenario. Ik kreeg een idee voor een serie over een vrouw met een minderwaardigheidscomplex die in de psychiatrie belandt – goh – en werkte dat uit. In Word, heel speciaal uitgelijnd en met spaties op rare plekken; ik wilde dat het eruit zag als een scenario maar had eigenlijk geen idee. Dat stuurde ik op naar zes mensen en ik kreeg direct drie mails terug, ‘wij moeten eens samenzitten’. Toen kon ik direct aan de slag.”

“Ik word gevraagd omdat ik veel psychologisch inzicht heb en de gelaagdheid van personages goed kan weergeven in dialogen. Tegelijkertijd heb ik ook veel afkeurende reacties gehad, van mensen die vonden dat ik ‘eerst maar eens het normale parcours moest lopen’ vooraleer ik zou kunnen vragen om een plek in de televisiewereld. Ik ben blijven bijleren en nu verdien ik mijn geld als schrijfster. Dat geeft vanzelf meer zelfvertrouwen. In het voorgeborgte van ‘schrijven na de uren’ neem je jezelf toch minder serieus.”

In je Facebookposts en nu in je column neem je jezelf allerminst serieus.

“Ja, ik ben overtuigd van ‘zelfspot eerst’. Mijn column gaat over mislukte Tinderdates, maar het is nooit mijn bedoeling die mannen te bashen of in een kwaad daglicht te stellen. Het gaat in de eerste plaats over mij, over de loveable loser die ik ben. Net als mijn matches moet ook ik het doen met het pakket dat ik heb. Nu, ook die column zag ik eigenlijk voor mij als een serie: je volgt het hoofdpersonage terwijl ze als Dante afdaalt in de krochten van Tinder en bijleert over zichzelf. Nu is het allemaal nog luchtig, maar vanaf column 5 gaat het steil bergaf – ik ga nog naar Brussel voor een mislukt trio. Er is een spanningsboog, wacht maar.”

Je hebt geduld nodig als schrijver van een serie, lijkt me. Je moet vakkundig opbouwen naar een gebeurtenis.

“Pas op, dat valt goed mee. Mensen zeggen vaak ‘bij Thuis gebeurt er toch niks’. Maar elke scène moet eindigen met een What-the-fuck moment; met een vraagteken of iets spannends. Uit iets banaals moet je magie creëren. Hiervoor moet je als schrijver enorm creatief zijn.”

Terwijl ze vertelt, laveert Jasmien op haar hoge hakken door de keuken. Het witte satijnen kleed dat ooit iemands trouwjurk was, kan haar amper volgen. Ze steekt quiches in de oven, snijdt tomaten en onderbreekt haar loepzuivere cover van de laatste Miley Cyrus om vlot en vakkundig een telefoontje met haar headwriter te beantwoorden.

“In het schrijven heb ik eindelijk plek gevonden voor mijn hyperfocus. Ik ben er pas laat achter gekomen dat ik ADHD heb – door mijn zoontje, die ik op eenzelfde manier zie worstelen op school. In geen enkele job lukte het me om me goed te concentreren. Ik wilde schrijven, maar mijn omgeving zag dat anders. ‘Ga toch in het onderwijs!’ zeiden ze. Ik herinner me nog een fietstocht naar mijn moeder; die pedalen gingen zo zwaar, ik kon niet meer. Toen heb ik drie weken in de psychiatrie gezeten. Waar ik enorm veel heb geleerd en gezien.”   

Jasmien draait zich om. “Ja, die is verbrand hè. Ja.” Met zorg haalt ze het deksel van de pan. “Het valt nog mee: ’t is niet zwart, ’t is bruin. Halloumi kan wel wat hebben.”

Is er een verschil met hoe je schrijft op Facebook en in je column?

“Het schrijven op zich niet, dat ligt in dezelfde lijn. Ik schrijf met humor over liefde en lijden. Dat doe ik door 100% eerlijk te zijn over mezelf: ik heb een paniekstoornis, ik bezat mezelf om sociaal te zijn en ik overshare. Daar wil ik mensen mee raken. Ik wil relevantie creëren zonder te vervallen in cliché’s. Ik wil niet laten zien dat mannen fout zijn, ik wil laten zien dat we allemaal vreselijk zijn. Ook ik heb mensen geghost; ik heb een man voortijdig teruggezet op de Flixbus naar Nederland, begot. We doen dat uit zelfbehoud. Er zijn nog heel weinig gedragsregels bij het online daten en ook al zouden ze er zijn, dan nog zou het rommelig en gedoe zijn. Ik heb al snel besloten om de controle los te laten, anders zou er geen fun aan zijn en zou ik de kans om iemand tegen te komen bij voorbaat tot een minimum beperken.”

“De reacties op de stukjes zijn wel verschillend: op Facebook begaf ik me in een veelal vrouwelijk publiek, dat zich vaak herkent in de dingen die ik beschrijf. Nu door HUMO krijg ik heel veel vriendschapsverzoeken van mannen, die me vervolgens gaan mansplainen: ‘Je moet jezelf niet zo in de kijker zetten, straks gaat niemand u nog willen daten’. Wat me alleen maar strijdvaardiger maakt.”

Wie zou volgens jou dringend een blog moeten beginnen?

“Lena Dunham. Of ze nu scenario’s, columns of Instagramposts schrijft, zij is altijd quirky en overbewust van zichzelf. Ze zoekt de zwaarte van het leven en relativeert tegelijkertijd. Ze voldoet niet aan het ideaalbeeld: ze is de laatste tijd 40 kilo aangekomen en struggelt met het feit dat ze door haar endometriose geen moeder kan worden. Niks weerhoudt haar ervan om zichzelf te laten zien; ze heeft iets te vertellen. Ik vind haar zo cool, ik zou alles van haar lezen.”

“Het is jammer om te zien hoemensen erop gebrand zijn om dit soort sterke vrouwen op de brandstapel te gooien. Eén slip of the tongue en ze worden weggezet als knettergek, hysterisch of zelfs gevaarlijk. Hetzelfde bij Sinéad O’Connor. Pas achteraf zien we dat dit voorvechters zijn van wat het echt betekent om vrouw te zijn. Zij, in plaats van al die zogenaamde body-positive influencers met hun granola-ontbijt. 1,2 miljoen volgers en dat is alles wat je te zeggen hebt? ‘Schaam u’, denk ik dan.”

Kan een blog, of bij uitbreiding de literatuur ook te persoonlijk zijn?

“Persoonlijk is bij uitstek universeel! Alle katten zijn verschillend, maar ze lopen stuk voor stuk achter je aan als je naar de badkamer gaat. We zijn hetzelfde maar we weten het niet van elkaar. Het vraagt durf om over je allerindividueelste beleving te schrijven. Als ik vertel dat ik dronken in bed kruip bij een man die heel de avond over zijn ex praat, gewoon omdat ik nu ook wel eens seks wil, dan deel ik mijn schaamte. En ik weet dat anderen die schaamte gaan herkennen. Er niet over praten is het taboe in stand houden en dat is nu eens echt iets waar ik niet in geloof. Goed schrijven is zoveel persoonlijke details geven dat er altijd wel iemand ergens kan aanhaken.”

In HUMO zei Herman Van Goethem, rector van Universiteit Antwerpen vorige week in het kader van de culturele canon dat hij met afgrijzen kijkt naar de opmars van de autobiografische literatuur: “[D]at is niet de literatuur die mensen dingen meegeeft, dat zijn niet de boeken die je een inzicht cadeau doen over hoe je in de wereld zou kunnen staan.”

“Ik ben gevormd door De Steppewolf van Hermann Hesse, zijn roman gebaseerd op autobiografisch materiaal. De hoofdpersoon, Harry Haller, bevindt zich in een existentiële crisis. Hij voelt zich schizofreen: hij is heel cynisch maar ziet tegelijkertijd de schoonheid van het leven, wil non-materialistisch zijn maar heeft een hang naar comfort, voelt angst, voelt liefde. Gaandeweg het boek realiseert hij zich dat er meer is dan die twee kanten, dat hij wel honderden personen in zich heeft. Dat heb ik ook, ik ben mega-absorberend. Ik ben Frank D’hanis, ik ben Sinéad O’Connor, ik ben mijn personages en ik ben mijn Tinderdates.”

Plaats een reactie