
Ook in de vakantie moet er gewerkt worden. Bij Marita, die met haar collega’s mijmert over een eenvoudiger leven met een broodjeszaak. Bij Jan-Paul van Spaendonck, wiens nieuwe liefde voor de oude luit hem dwingt om zelf fretten te vervangen. En bij de logeervis van Ingrid Vanderkrieken, die ondanks zijn terughoudendheid – “pogingen hem wat meer bij het dagelijks leven te betrekken, mislukten faliekant” – er toch in slaagt zijn baasje tot diepe reflectie aan te zetten.
Vriend T. doet de bediening, hij kan als geen ander voor mensen zorgen. A. smeert de broodjes, als de enige moeder in het team lijkt dat de meest geschikte taak voor haar. M. maakt schoon, het is haar hobby en de rest van ons is wat minder van de hygiëne. En ik? Ik doe de administratie, lekker vanuit huis en om te voorkomen dat ik opeens broodjes moet gaan smeren. Of erger, schoonmaken.
Uit: Broodjeszaak op Marita’s overpeinzingen
Wél heb ik hem bericht over de Ronde van Frankrijk, het pensioenhervorminkje en de pogingen tot fiscale hervorming in ons land. Ook heb ik hem verschillende opinies voorgelezen over topless zwemmen en zonnen, gewoon ter overdenking, evenals de uitspraak van minister Van Quickenborne. Die wil meer huisvrouwen aan de slag. Ik probeerde aan de vis uit te leggen dat Van Quickenborne eigenlijk zegt: wat een huisvrouw doet is geen werk.
Uit: In de vissenkom (3) op Rimpelingen
Een luitist moet, zelfs in deze tijd waarin het instrument tamelijk mainstream geworden is, een doe-het-zelver zijn. Dat besefte ik toen ik een paar dagen lang, wegens een versleten en gebroken fret, niet had kunnen spelen. Ik ben nooit handig geweest. De luit heeft mijn leven veranderd en mijn muzikale smaak. Waarom niet ook mijn behendigheid?
Uit: Fretjes op Voorheen rookzanger
