Jan Ducheyne, het interview

Op een maandag in oktober stalde ik mijn fiets in de auto, reed naar Laken en belde aan bij een herenhuis dat meer prestige uitstraalde dan het koninklijk paleis om de hoek. Een hoog opgeschoten dichter deed open en wandelde met zwierige tred terug naar het kookfornuis waar hij het avondmaal voor zijn geliefde aan het klaarmaken was. Aan zijn stap herkende de ware kenner dat hij linksvoetig was en ooit nog furore had gemaakt als aanvalsleider bij KV Oostende. De begroeting was allerhartelijkst. Of moet ik zeggen: de begroetingen? Na elke halve grap omhelsden we elkaar alsof we met vereende krachten België de wereldtitel hadden geschonken. 

En dat treft: want die avond gingen Jan Ducheyne en ik, met nog twee andere vrienden van Jan, naar België – Zweden kijken in het Koning Boudewijnstadion. 

De dichter, die niet alleen furore had gemaakt bij KV Oostende maar ook als treinconducteur bij de NMBS, is tegenwoordig o.m. frontman van de fantastische groep Noodzakelijk Kwaad en stalmeester van de Sprekende Ezels te 1000 Brussel. Geholpen door zijn natuurlijk charisma maakt hij van het laagdrempelig podium voor woord, muziek en hamsterslingeren – in voorheen café De Monk en tegenwoordig BXL Central – legendarische avonden die me sterkten in de overtuiging dat het de verkeerde artiesten zijn die sportpaleizen doen vollopen. 

Zijn goed gestoffeerde bibliotheek getuigt van een eigenzinnige smaak, al lijdt Jan aan hetzelfde euvel als ik: elk boek werd gekocht met de intentie om het effectief te lezen, maar even vaak blijven ze onaangeroerd stof vergaren. Omdat het echte leven tussenbeide komt. Het opvoeden van twee opgroeiende zonen; supporteren voor Royale Union Saint-Gilloise; uit lunchen gaan in De Vismet; met een pen in de hand naar flanerende vrouwen staren in de steeds groeiende overtuiging dat zijn geliefde de allermooiste is; gamen op de Playstation van zijn zonen. Zo komt het dat de literatuur soms moet wachten. Maar niet vandaag. Want vandaag kwam Aanlegplaats op bezoek. De waterglazen werden gevuld en de vragen afgevuurd. 

Waarom ben je ooit met een blog begonnen?

‘Wel, er was een concrete aanleiding. Ik was net vader geworden van een tweeling en ineens voelde ik de onweerstaanbare drang om met een blog te beginnen. Het was een vreemde periode. Ik was zodanig overmand door én slaaptekort én niet meer kunnen slapen én het geweldig fascinerend gegeven van twee pasgeboren kinderen tegelijk te hebben. Daarom ben ik, kort na hun geboorte in 2012, over hen beginnen schrijven en over wat hun aanwezigheid in mijn leven met me deed. Ik heb de blog het Titus en Boris-log genoemd. Uiteindelijk zijn die verhalen in een boek gebundeld geworden. Ondertussen zijn we elf jaar verder en stierf de blog een stille dood. Waarom? De kinderen groeiden op en worden nu veel concreter en daarom schrijf ik nauwelijks nog over hen. Omdat de jongens een eigen persoonlijkheid hebben gekregen, valt het me moeilijk om alles wat ze meemaken en uitkramen te beschrijven. Er speelt ook een zekere terughoudendheid mee om gans hun leven zomaar in de openbaarheid te gooien.’

‘In principe bestaat de blog nog steeds (janducheyne.wordpress.com, nvdr). Grappige uitspraken van de jongens zijn vaak een aanleiding om alsnog een nieuw stuk te schrijven – zeker als mijn lief An me aanspoort om er iets mee te doen, zoals de voorbije zomer.

Soms krijg ik wel opmerkingen van mijn vierentwintigjarige dochter Emma: “Ja hallo, papa: je mag heus wel eens een keer iets over mij schrijven…” Maar welbeschouwd is het best in evenwicht. In mijn tweede dichtbundel Het Leven is Beleven dat het Leven Belévenis staan wel vier gedichten die over Emma gaan én op de plaat van Individual Friends is één van die gedichten bovendien op muziek gezet. Een dochter is poëtischer dan twee zonen, die door hun nadrukkelijke dubbel zijn me veel meer tot proza inspireren. (lacht).’

‘Maar dus, los van het feit dat het met de tweeling begon, die blog die ik met opzet ‘log’ noemde, schreef ik heel breed over allerlei dingen die me bezighielden. Eigenlijk was die blog vooral actief op Facebook tot mijn vriend, de multimedia artiest Adriaan Van Aken, me zei: ’Wat je schrijft is té goed om louter op sociale media stof te vergaren.’ Ik ging overstag en besloot om veel geld te betalen voor een uitgebreid pakket bij WordPress. Voor minder dan de deluxe-versie met allerlei opties, zoals muziek en beeld, deed ik het niet. Het kostte me honderd euro in totaal. Niet mijn allerbeste investering ooit, want ik heb er met moeite een drietal stukken voor geschreven. Ik herinner me nog heel goed één stuk over Trump, dat ik zelf uitstekend geschreven vond – maar er kwam totaal geen reactie op.’

‘Mijn punt is: ik zou het graag doen: bloggen. Maar het ontbreekt me aan regelmaat. En de reacties op sociale media begonnen me op den duur tegen te steken, waardoor ik nu minder snel mijn mening opschrijf.

Want ofwel ben je mee met de nieuwe visies op en over de maatschappij die onder twintigers en dertigers gangbaar zijn – en bij veertigers en vijftigers die denken dat ze de hipheid zelve zijn. Ofwel begin je te argumenteren dat je het, bijvoorbeeld, niet zo tof vindt om met een QR-code te betalen zonder dat er sociaal contact is met de mevrouw die mijn koffie maakt. Dan krijg je vaak te horen dat het toch niet zo erg is. Het gaat mij niet om het nieuwe modewoord, dat ik liever niet in de mond neem, maar om de positie waarin iemand van mijn leeftijd wordt gemanoeuvreerd. Ik voel dat de afstand alsmaar groter wordt en terwijl die groter wordt, verkleint de ruimte waarin mensen zeggen: “Ah, ja. Misschien heb je wel een punt.” Het aantal mensen dat dat zegt is verwaarloosbaar.’

‘Ik heb erover nagedacht en ik vind het een goed idee om weer met een blog te beginnen. Alleen vind ik het bereik ervan vaak zo teleurstellend. Je steekt veel energie in een tekst en dan zie je dat het slechts door een zevental mensen wordt gelezen. Ach, je moet je bereik opbouwen natuurlijk…

Zo zou ik de observerende stukjes die ik over het reilen en zeilen in De Vismet heb geschreven (een fantastisch Brussels visrestaurant waar Jan zich nog meer thuis voelt dan in zijn eigen keuken, nvdr) op een blog kunnen verzamelen. Die zijn daar uitermate geschikt voor.’

‘Er is een bepalend moment geweest dat ik bij mezelf heb gemerkt dat ik wilde reageren en het niet deed. Die reflex is blijven hangen. Het was tijdens het radioprogramma Nieuwe Feiten van Lieven Vandenhaute en zijn gast maakte zich verschrikkelijk druk over een artikel in de krant waarin de voornaamwoorden van Sam Smith niet altijd correct werden weergegeven. Het klopte niet consistent met zijn geaardheid. Toen zei die meneer van de organisatie die een lans breekt voor voornaamwoorden: “Het is toch niet zo moeilijk, als iedereen een beetje zijn best doet dan moet het lukken. Ik zal nu even op onze website de regels bekijken zodat ik geen fouten maak.” Toen dacht ik: vriend: nu val je heel erg door de mand. Beweren dat het niet moeilijk is, maar zelf op je website de regels moeten napluizen… Hij zette zich zo in zijn hemd. Ik voelde spontaan de drang om te reageren en heb het niet gedaan. Omdat ik besefte: ik ga veel te heftig antwoorden, want ik vind het een pure verkrachting van de taal. Hun/hen gaat mij nooit lukken. Maar toen dacht ik: “Who cares, dat het jouw mening is.”‘

‘Aan de ene kant voelde ik me geremd; aan de andere kant besef ik dat het niet meer mijn tijd is om te reageren. Meer en meer hul ik me een in de Ramses Shaffy-filosofie: Laat me.

‘Je hebt tegenwoordig meestal maar twee kampen. De grijze, genuanceerde zone is weg. De twijfelaars zijn verdwenen.’

‘Ik heb er deze morgen nog eens goed over nagedacht en het is eigenlijk simpel: het zou goed zijn mochten we al die mensen die als twee boksers tot het einde der tijden in de ring willen staan, kunnen gescheiden houden van alle mensen die zoiets hebben van: “alsjeblieft, laat me gerust.” Ik wil gewoon voor mijn kinderen zorgen; mijn geliefde en vrienden graag zien; mij af en toe eens een keer goed amuseren en het zal me worst wezen of jij een Jood of een Palestijn of een Oekraïner of een Rus bent. See if I care. Mochten die twee mensensoorten van elkaar gescheiden kunnen worden, dan denk ik dat we er zijn. Dan leeft de ene helft in vrede, terwijl de andere helft elkaar uitmoordt zodat in één moeite door ook een oplossing voor het klimaatprobleem op een presenteerblad wordt aangeboden.’

‘Rancune is dé spil van dingen die nooit opgelost geraken.’

‘Zelf zou ik in een oorlogssituatie onmiddellijk vluchten. Ik zou nooit of te nimmer vechten, tenzij ze mijn kinderen voor mijn neus molesteren, dan zou ik nog een wanhoopspoging ondernemen en waarschijnlijk zelf meteen het loodje leggen door, na de eerste schermutseling, het onderspit te delven tegen een echte man.’

‘Vaak denk ik dat ik te soft ben voor het schrijverschap want schrijven moet pijn doen en over de dingen gaan die wringen. Terwijl ik het over het geluk van mijn kinderen heb.’.

Wie zou er absoluut een blog moeten beginnen en waarom?

Mijn dochter Emma Ducheyne. Zij is met heel veel verschillende zaken bezig en gezegend met the gift of youth. Ze staat nog aan het begin van haar leven. Ze onderneemt nu kleine, schuchtere pogingen om te schrijven. Bovendien heeft ze een eigengereide, bijzondere kijk op het leven: heel observerend. Binnenwandelend in een treinstation kan ze goed verwoorden wat ze waarneemt. Net als ik ziet ze het liefst de mooie dingen, maar ze gaat de lelijkheid van het leven niet uit de weg. Dat vind ik fascinerend.
Vooraf heb ik over je vraag nagedacht en mijn antwoord is natuurlijk persoonlijk, maar ik zou het oprecht tof vinden mocht Emma bloggen.’

‘De kracht van haar schrijfstijl? Ze kan uitstekend het moment weergeven waarin ze zich bevindt en dat aanvullen met gedachten die in haar opkomen. Emma kan, geholpen door haar tekentalent en haar grafisch oog, wat ze ziet en denkt, ook beeldend en sierlijk verwoorden.’

‘Voorlopig heeft ze nog niets gepubliceerd, maar ze stuurt haar teksten door naar mij. Ze voelt er zich nog onzeker over, maar ik ben ervan overtuigd dat ze de stap gaat zetten. Ze heeft nu ook een eigen bedrijf opgericht: Cut the Crab, met een eigen logo en al. De combinatie van haar teksten met haar tekeningen zouden in een blog goed tot hun recht komen; die gaat er esthetisch fantastisch uitzien.’

‘Emma bedacht onlangs een knap idee voor een verhalend concept. Als uitgangspunt neemt ze een gans appartementsgebouw. Daar verzint ze fictieve personages bij, maar tegelijkertijd neemt ze ook interviews op met mensen die eenzaam zijn en door het samenbrengen van die beide elementen ontstaat dan een podcast of een verhaal. Ze woont nu in een nieuw appartementsgebouw op het Saincteletteplein en bij alle bewoners die ze tegenkomt in de gang zit ze levens te verzinnen.’

‘Het is een beetje het verhaal dat het schoon is dat je dochter dingen doet die je zelf ook heel graag doet. Bovendien heeft ze er meer talent voor dan ik en ik heb daar geen gevoelens van mislukking over mezelf bij. Integendeel. Ik ben trots op haar.’

Wij, bij Aanlegplaats, zoeken er al een tijdje naar, en we krijgen het maar niet scherp: wat maakt dat een blog echt goed is?

‘Kun je een blog vergelijken met een column? Ja? Zo vind ik bijvoorbeeld de stukjes van Christophe Vekeman in De Standaard werkelijk uitstekend. Wekelijks legt Christophe in zijn De week van Vekeman de vinger op de wonde. Hij merkt zaken op die ongemerkt voorbij dreigen te gaan, tot hij er de aandacht op vestigt. Andere columnisten vind ik minder goed omdat die mijns inziens vaak over de mensen zelf gaan zonder dat er veel introspectie bij te pas komt – of juist jawel: héél veel introspectie – maar niet zonder naar het grotere geheel te kijken. Niet elke columnist gaat vanuit het particuliere naar het universele. Of soms wel, maar dan blijven ze beperkt in hun visie.’

‘Wat vind ik verder nog een goede blog? Even diep nadenken… De blog van Jo Komkommer is verpletterend goed!’

Twee jongens van middelbare leeftijd, die voor vijandige troepen nooit een bedreiging zullen vormen, schieten luidop in de lach.

‘Wat maakt een blog – en in het verlengde elke geschreven tekst tout court – voor mij goed? Als het mij meevoert. Als ik er nieuwe inzichten door krijg. Als het mij verwondert. Ik ga minder op zoek naar het geshockeerd zijn – dat boeit mij niet. Zoals Climax van Gaspar Noé – soit, dat was nu een film, maar ook daarin ben ik op zoek naar hetzelfde gevoel als bij literatuur. Ik vond dat echt een flutfilm eerste klas. Het was er zo over, dat het lachwekkend werd.’

‘Ik hou meer van iets dat me inzichten schenkt die slim zijn, dan van het larmoyante waarin sommige kunstenaars zich wentelen…

Dat had ik bijvoorbeeld met de poëzie van Baudelaire. Iedereen liep er altijd hoog mee op. “Baudelaire hier, Baudelaire daar,…” Plotseling kreeg ik de vraag toegespeeld of ik voor een bloemlezing van zijn oeuvre me door zijn werk zou kunnen laten inspireren en er een stuk over schrijven. Tussen ons gezegd en gezwegen: ik had nog nooit een letter van hem gelezen. Ik ben dan een aantal van zijn titels in de bibliotheek gaan uitlenen en opende verwachtingsvol Les Fleurs du Mal. Maar… al dat koketteren met pijn en miserie, en dat dan zo ingewikkeld en breedvoerig mogelijk beschrijven: ik vind dat écht geen goede poëzie. Goed dat hij al zo lang dood is, die Baudelaire, dacht ik bij mezelf. Als reactie heb ik dan een kritisch gedicht over hem geschreven en dat hebben ze wel degelijk in de bloemlezing opgenomen. Wat ik chique vond. Want ik heb het expres pas een dag na de deadline ingestuurd – om de samenstellers een goed excuus te geven het te weigeren – maar ik kreeg onmiddellijk de bevestiging dat het ging gepubliceerd worden. Dat was cool van hen, want ik had een afstandelijk, intellectueel antwoord verwacht.’

‘Wie ik – in tegenstelling tot de Prins der kadavers – wél heel goed vind, is Joost Vandecasteele. Op zijn manier haalt hij alles en iedereen onderuit. Er zijn veel mensen die hem een arrogante kwal vinden, maar Joost is gewoon grappig. Dat is het ding. Misschien ben ik ook echt wel mijn leeftijd, want de twee mensen die ik vernoem – Christophe en Joost – zijn generatiegenoten. Er zijn ook jonge, bevlogen schrijvers en schrijfsters die ik goed vind. Maar om nu krampachtig op zoek te gaan naar een vrouwennaam die Ethiopische roots heeft en in de overgang zit van man naar vrouw… die kelk laat ik aan mij voorbijgaan.’

Nadat de waterglazen waren geledigd, sprongen we op onze fietsen. Naast het Koning Boudewijnstadion had Jan gereserveerd in de uitstekende ouderwetse brasserie l’Expo – een plek waar de garnaalkroketten nog naar de tijd van de Belle Epoque smaakten. Eenmaal aan tafel gezeten, werd Jan begroet door een bonte stoet Zweedse supporters in Viking-klederdracht aan wie hij tijdens zijn namiddagwandeling in Brussel brasserie l’Expo had aangeraden. Zijn twee vrienden – waarvan er eentje hetzelfde stemtimbre had als Zwangere Guy  – schoven mee aan en na afloop namen we gevieren met goed gevulde bourgeois-magen plaats in het stadion. Het was een makke wedstrijd die ik nog voor het eindsignaal als ‘zo snel mogelijk te vergeten’ wilde klasseren. Alleen werd het eindsignaal nooit gefloten. Tijdens de pauze verspreidde zich het nieuws dat een terrorist twee Zweedse supporters had vermoord – en dat vlakbij het appartement van Emma Ducheyne. Of hoe de wegen van de godsdienstwaanzin zelfs tot aan het voorportaal van een appartementsgebouw op het Saincteletteplein leidden. 

Ondanks de krantenkoppen de volgende ochtend die het over ‘angst en paniek’ hadden, bleven de dertigduizend supporters in het stadion sereen. Af en toe hielden we een plaspauze. Af en toe zongen we supportersliederen – tot de verveling toesloeg en ik binnensmonds elke nieuwe aanrollende Mexican Wave vervloekte. Achter ons hoorden we mannen uit de Kempen stellig zekerheden verkondigen die weinig goeds lieten verhopen voor het Europees project en de waarden waarvoor het oude continent staat. Kort na middernacht mochten we het stadion verlaten en verkleumd van de koude sprongen we op onze fietsen en aan de voordeur van een nog altijd prestigieus herenhuis werd Jan opgewacht en gekust door een beeld van een vrouw. 

Twee helden hadden het strijdperk ongeschonden verlaten. Nog een allerlaatste keer omhelsden de oud-strijders van 16 oktober 2023 elkaar.

‘Heb je veel plannen voor morgen, Jan?’

‘Niet zo heel veel. Gaan lunchen in De Vismet…’

Gepubliceerd door Jo Komkommer

Ik werd geboren in 1966 in Wilrijk, maar gelukkig verhuisden mijn ouders al vrij snel naar het mondaine Berchem. Na een onopvallende carrière als linksachter bij SK 's-Gravenwezel werkte ik enkele jaren als reisleider in de Dominicaanse Republiek en de Verenigde Staten. Daar kwam ik in de lobby van een Holiday Inn in San Francisco Jolanda Cats tegen en het was liefde op het eerste gezicht. We zwierven nog even rond, kregen een dochter Zoé, kochten een huis in Antwerpen en trouwden. Ik werk sinds meer dan twee decennia in een stijlvol boetiekhotel met een haast even mondaine uitstraling als het Berchem uit mijn kinderjaren.

2 gedachten over “Jan Ducheyne, het interview

  1. Een schrijver is een beetje zoals
    die rabbijn die in het midden van de nacht door de straten van het
    dorp liep al roepend: « ik heb een antwoord wie heeft er een vraag. »

    Like

Plaats een reactie