
Aanlegplaatsinterviews hebben grotere slaagkans in etablissementen met een nautische kwinkslag, daarmee dat we deze maand opgetogen in café De Gouden Vis in Mechelen plaatsnamen voor een gesprek met gastvisser én voormalig redactielid Dennis Pauwels.
Dennis gebruikt online liever pseudoniemen, enerzijds omdat hij zich graag verschuilt achter de pluimen van een ander, anderzijds omdat het een voortschrijdend onderzoek is naar het geurverschil bij literaire rozen. Hij is een millennial, vader van een zoon, professioneel actief binnen het Brussels Nederlandstalig onderwijs, liefhebbend passief binnen de LaagLandse literatuur. Hij is geplaagd met een nostalgische ziel die houdt van keukenpsychologie, artificiële intelligentie, experimenten op de Scovilleschaal; en uiteraard Tom Gauld-cartoons.
We legden hem dezelfde drie vragen voor die we iedereen stellen – waarom sleutelen aan een winnend format? Gelukkig blijkt Dennis zelf ook een fan van regelmaat. “Blogs moeten regelmatig verschijnen, ja. Zelfs in een boek beginnen nieuwe hoofdstukken voor mij best om een vast aantal pagina’s.”
Waarom ben je ooit met een blog begonnen?
Omdat ik vader werd. Mijn eigen vader is gestorven toen ik jong was en de herinneringen die ik van hem heb zijn aangepast en gekleurd door degenen die ze mij hebben verteld. Toen ik zelf vader werd, ben ik een blog gestart als een manier om na te denken over mezelf, over vaderschap en over mijn kind. Hij gaat het misschien nooit lezen, dat hoeft ook niet, maar dan is het er in elk geval – iets dat zegt hoe en wat ik momenteel denk, voor het geval ik ooit onverhoopt moest verdwijnen of sterven. Iets dat nuance brengt.
In mijn blog probeer ik vragen die me bezighouden, te beantwoorden. Mijn laatste blog bijvoorbeeld, gaat over het lichaam. Waarom pieker ik over hoe ik eruit zie? Ik trek me er toch niet écht iets van aan? Van zo’n idee maak ik een notitie van op mijn GSM. Die vul ik aan met associaties in de weken die volgen en vervolgens schrijf ik de blog – die op dat moment in mijn gedachten eigenlijk al helemaal gevormd is.
Ik lees al blogs vanaf 1995, toen ik elf was. Het prille begin van het internet. Ik was helemaal weg van The Simpsons en een van de producers had een blog: een blik achter de schermen van de productie, met stemmen, muziek, animatie en scenario’s. Het eerste wat ik opzocht als het eindelijk was gelukt om verbinding te maken; alles ging heel traag toen. Tien jaar later begon ik zelf mijn eerste blog: gefictionaliseerde belevenissen van een Belgische jongen die in New York woonde. Het was gebaseerd op mijn persoon, op wat ik meemaakte, maar dan gefictionaliseerd en uitvergroot en zat ik in een dorpje in de Limburgse Kempen en niet in New York. Op een dag werd mijn blog opgepikt door een zekere Pietel, ook een blogger – “Kijk, zo interessant, een Belg in New York!” – en opeens had ik er duizend lezers bij. Toen ben ik met deze blog gestopt. Ik leid aan succesangst, om niet te zeggen zelfsabotage.
Wat maakt een blog in jouw ogen goed?
Authenticiteit vind ik heel belangrijk. Dat mensen dicht bij zichzelf blijven. Ik denk dat het Jan Ducheyne was die in zijn interview Joost Vandecasteele prees. Ik zie de literaire kwaliteit van Vandecasteele wel, maar ben geen fan. En dat komt door dat gebrek aan authenticiteit. Hij begint bij een mening, die waarschijnlijk wel van hemzelf is, maar die hij vervolgens gigantisch oppompt. Dan wordt het voor mij te gechargeerd, fake. En ook – en dat brengt ons direct bij mijn tweede vereiste voor een goede blog: het mist complexiteit. Blogs gaan vaak over meningen. Ik zie een mening als een gedachte die niet volledig is. Ik heb zelf ook meningen, maar hoe sterker mijn mening, hoe sterker mijn vermoeden dat ik er niks over weet.
Een laatste criterium voor mij is ‘het onaffe’. Ik lees heel graag kunstboeken en mijn favoriet is Unfinished – thoughts left visible van Kelly Baum. Dit boek gaat in op de gedachte die een kunstenaar heeft bij het maken van een kunstwerk. Ik ben geïnteresseerd in die gedachte, meer dan in het bewonderen van iets. In een blog kun je iets stelligs zeggen en het de zin erna weer onderuit halen. Daarom vind ik blogs vaak interessanter dan columns, die veel meer ‘af’ zijn. De blogs van Arnon Grunberg bijvoorbeeld, lijken een voorbereidend denken op zijn columns. Ik las die blogs veel liever dan zijn columns. Het publiek voor blogs is kleiner, dus er mag meer. Het hoeft niet af te zijn. Bij blogs is het proces belangrijker dan de argumentatie.
Waarom is dat aantrekkelijk? Is het herkenbaar, geeft het meer ruimte aan de lezer?
Ik weet niet precies wat het is, maar ik denk dat het echt met taal te maken heeft. Ik luister bijvoorbeeld ook heel graag naar gesproken interviews; in The New Yorker Fiction Podcast wordt er elke maand een kortverhaal voorgelezen met een bespreking achteraf. Ik wil die bespreking eerst horen. Ik houd van spreektaal. Van het ritme, de herhaling, … Ik heb het gevoel dat dat beter pakt in mijn hersenen.
Betekent dat ook dat je geen taalpurist bent?
Ik was er een, tot ik mezelf hierin onuitstaanbaar begon te vinden. Ik herinner me een voorval met de cello. De Taalunie besloot dat we geen sjello meer mochten zeggen, zoals de Italianen, maar dat het sello moest zijn. Dat ging zo tegen mijn gevoel in, dat ik ben moeten afstappen van hetgeen ik dacht te zijn.
Dus gevoel is belangrijk bij taal?
Ja, zeker. Daarom houd ik zo van Caro Van Thuyne; zij schrijft heel gevoelig, heel lijflijk, ze is alles wat ik niet ben. Zij vindt dat ik te rationeel in het leven en in het schrijven sta. Heel soms vindt ze dat niet. Ik heb nog zo’n vriend, een dichter: als ik iets zeemzoets heb geschreven krijg ik van hem ook direct een bericht dat hij het fantastisch vindt.
Ben je veel met je publiek bezig?
Ja en nee: ik ben heel erg met een publiek bezig, alleen heb ik geen verwachtingen meer van ze. Ik probeer zo goed en correct mogelijk te schrijven voor een zo breed mogelijk publiek, maar schrijf het tegelijk enkel voor mijn zoon. Dat wil zeggen dat ik bepaalde zaken niet concreet zal maken, of verduidelijken, die voor mijn zoon later wel duidelijk zullen zijn, maar voor de modale lezer niet.
De laatste vraag: wie zou wat jou betreft zeker een blog moeten beginnen?
Mensen die ik vaker zou willen horen of lezen. Coetzee geeft te weinig interviews, daar zou ik graag meer van weten. Bregje Hofstede, héél interessant; de filosoof Martha Claeys en bij uitbreiding alle filosofen: hoe zijn ze tot hun inzichten gekomen, ‘wat speelt zich af aan de achterkant van de filosofie?’ – Slavoj Žižek doet dat op een podium, ter plekke nadenken, dat zou heel goed werken in blogvorm. Cees Nooteboom, die ik zo goed vind dat ik er bijna een beetje verliefd op ben en Connie Palmen natuurlijk. Dan de dichter Maarten Inghels; alle beeldend kunstenaars, met name Michaël Borremans: wat hij maakt is zo fantastisch. En hij zou het goed kunnen, hij heeft het muzikale, het beeldende… Er zijn kunstenaars die schrijven, Gerhard Richter deed dat vroeger, hij had ook een strip. Vandaag doet de Cubaans-Amerikaanse kunstenaar Cesar Santos het, ook interessant. Dus ja, alle kunstenaars. En dan bij uitbreiding iedereen eigenlijk. Iedereen zou moeten bloggen. Maar ik ga ze niet allemaal lezen, natuurlijk. Alleen als ik denk dat hun ongeziene kant de moeite zou kunnen zijn.
