
Al sinds we met Aanlegplaats zijn begonnen, nu 173 vangsten geleden, hoop ik ooit een vangst te kunnen beginnen met een vis.
Vandaag is het zover.
Dankzij de zeebaars genaamd Sybille, en haar schrijver Viktor Frölke. Sybille heeft, ik verklap het alvast, uiteindelijk het eeuwige leven. Dat is wat Marieke Groen ook nastreeft, met behulp van een knijpkat en ondanks de aanwezigheid van een echte, zij het hoogbejaarde poes.
Lijkt u dat vreemd? Schrijvers zijn vreemd, schrijven is nu eenmaal een vreemde bezigheid. Johan Bosmans weet er alles van, in zijn bespreking van de brieven van Camus, die hij niet zal lezen. Gelukkig voor ons vist (haha!) hij die prop wel weer op.
Au, zei de zeebaars toen ik een stukje van haar gegrilde huid afsneed. Je voelt je zeker heel wat, hè. En: doe je dit thuis ook?
Uit: Sybille van Viktor Frölke
Mijn buurvrouw en ik delen een liefhebberij: preppen. Het is geen echt preppen, we doen maar wat, we kopen kleine gasflesjes omdat ze er zo leuk uitzien. We kopen blikjes bonen en eten ze meteen op. We preppen op poppenhuisformaat.
‘Ik heb een knijpkat en een fluitje,’ zei zij op een dag.
‘Een knijpkat,’ zei ik jaloers. Nog diezelfde dag kocht ik er ook een.
Uit: Knijpkat van Marieke Groen
Over welke “herkenning” gaat het.?
Een herkenning van “nonsens”.
Die vind ik wel in elke tekst terug.
Maar de meest waardevolle vondst is de plotse ingeving: deze auteur beseft dat hij nonsens schrijft.
Je ziet plots de auteur voor ogen zoals je jezelf al meermaals hebt gadegeslagen.
De auteur die “AAARGH” schreeuwt en dan zijn papier tot een bolletje verfrommelt om het daarna met een welgemikte worp de papierbak in te keilen.
(So gelangt man beim Philosophieren am Ende dahin, wo man nur noch einen unartikulierten Laut ausstoßen möchte L.W.)
De auteur die bedaart, zijn prop weer opvist, glimlachend de plooien glad strijkt en weer verder gaat.
Uit: De melancholicus op Vijf voor Twaalf
