Karel van het Reve heeft echt bestaan en andere verhalen (vangst #180)

In Brieven aan mijn zoon leest Dennis Pauwels zijn minst favoriete sprookje voor aan zijn jonge zoon: Doornroosje. Het is de aanleiding om in zijn gekende trefzekere stijl te mijmeren over vaderliefde, ontwaken – ook al word je niet door een prinses gekust – en de gelaagdheid van de liefde. Een bijzonder ontroerend verhaal. 

Vorig jaar zag ik met Les Rendez-vous d’Anna mijn allereerste Chantal Akerman-film en ik vond deze zo sterk dat ik het nog steeds niet heb aangedurfd om Jeanne Dielman, 23, quai du Commerce, 1080 Bruxelles te zien. Zo kan ik mezelf blijven wijsmaken dat Akerman een film maakte die Les Rendez-vous d’Anna in cinematografische schoonheid nog overtrof. Pascal Cornet ging de uitdaging wél aan. Net als de blogger uit Brugge las ik Akermans boek Mijn moeder lacht, ging naar verschillende tentoonstellingen over haar leven en werk en begon zoetjesaan aan een lichte Akerman-obsessie te lijden. Het genuanceerd stuk dat Pascal Cornet over de Belgische cineaste schreef en op Pascal Digital plaatste, heeft die obsessie alleen maar verder aangewakkerd. De door hem opgemerkte glimlach van Chantal Akerman is daar zeker niet vreemd aan. 

Van alle obsessies waar ik ooit onder gebukt ging, was die voor Karel van het Reve het hevigst. Lang hield ik mezelf voor de grootste Karel van het Reve-liefhebber en kenner van België, tot ik Philippe Clerick ontmoette. Nu lees ik Philippe Clerick sowieso graag en niet alleen vanwege zijn ironische Reviaanse stijl en zijn klare kijk op complexe zaken. Maar Philippe Clerick over Karel van het Reve: dan is het feest compleet. Daarom was ik zo verheugd toen ik begin deze week ontdekte dat Philippe alle stukjes die hij in de loop der jaren over Karel van het Reve had geschreven in een nieuwe blogpost had bijeengebracht. Want waar de wereld, meer nog dan aan een rijbewijs op punten, nood aan heeft is de nuchtere Reviaanse blik.

We moeten het over opa hebben. Niet mijn vader, of de vader van je moeder, maar je échte opa, de opa die er altijd was. Als mannelijke baken in de laatste twintig jaar van mijn leven, is hij van een grotere invloed geweest dan ik vaak durf toe te geven. Tegen mensen die hem niet kennen, noem ik hem wel eens de bevrijder van je nona. Hij heeft de moed om te blijven staan als het winderig is, om tegen te spreken als hij overtuigd is van zijn gelijk, om er te zijn als het goed gaat én als het slecht is.’

Uit: Doornroosje van Dennis Pauwels

‘Mijn moeder lacht spoort me aan om Akermans films opnieuw of volledig te bekijken. Om nog meer van haar oeuvre te ontdekken, eerlijk en zonder vooroordelen. Dan kan ik in die prachtige lach, die zo nadrukkelijk naar voren springt op het blad dat Google Afbeeldingen toont als ik daar haar naam intik, een lach waarin ik nu vaak, misschien onterecht, gekweldheid zie – hopelijk kan ik in die lach dan eindelijk ook vreugde en trots lezen.

Uit: Chantal Akerman ‘Mijn moeder-lacht’ van Pascal Cornet

Wat we over Karels karakter te weten komen is niet nieuw, maar ik word het nooit beu. Hij was gierig voor zichzelf en vrijgevig voor vrienden; hij koketteerde met zijn luiheid maar werkte hard om geld te verdienen; hij was een meester van de ironie, maar meende wat hij zei en schreef; in zijn omgang met studenten was hij hartelijk maar terughoudend; hij hield niet van moraliseren maar was erg gesteld op rechtvaardigheid; hij hield hartstochtelijk van de Russische literatuur maar ontkende het bestaan van de Russische ziel; hij was professor in de letterkunde, maar hij publiceerde amper in vaktijdschriften; hij schreef een prachtig gedenkstuk over zijn leermeester Bruno Becker, maar in zijn brieven noemde hij hem bij leven ‘de oude lul’; hij verafschuwde geweld, maar hij joeg op een literair debat de schrijver A. Moonen* met ‘een paar welgerichte stompen’ van het podium waar die ongevraagd was opgeklommen; hij was buitengewoon rationeel, maar in de politiek stemde hij voor de sociaaldemocraten wier programma hij op rationele gronden verwierp; hij deed niets liever dan lezen en schrijven, maar hij ging nog liever zeilen.’

Uit: Karel van het Reve van Philippe Clerick

Gepubliceerd door Jo Komkommer

Ik werd geboren in 1966 in Wilrijk, maar gelukkig verhuisden mijn ouders al vrij snel naar het mondaine Berchem. Na een onopvallende carrière als linksachter bij SK 's-Gravenwezel werkte ik enkele jaren als reisleider in de Dominicaanse Republiek en de Verenigde Staten. Daar kwam ik in de lobby van een Holiday Inn in San Francisco Jolanda Cats tegen en het was liefde op het eerste gezicht. We zwierven nog even rond, kregen een dochter Zoé, kochten een huis in Antwerpen en trouwden. Ik werk sinds meer dan twee decennia in een stijlvol boetiekhotel met een haast even mondaine uitstraling als het Berchem uit mijn kinderjaren.

Plaats een reactie