
In navolging van E.M. Forster die ooit schreef: ‘Two cheers for democracy. Not three. Two cheers are quite enough’, zou ik willen zeggen: ‘Vier hoera’s voor Ingrid van der Graaf.’
Het portret dat ze van haar vader schetst in Zachtmoedig man is van een te koesteren tedere schoonheid. Met summiere toetsen roept Ingrid van der Graaf de contouren van haar vader op. Zoals Jean-Jacques Sempé in een paar lijnen werelden kon creëren, zo slaagt Ingrid erin in enkele paragrafen een heel mensenleven neer te zetten.
Met haar elegante pen vertelt Sarah De Grauwe over een reis naar een gehucht in Aquitanië waar helemaal niets hoefde te gebeuren en dat in het gezelschap van een reisgenote die, net als zij, van het vieren van de stilte houdt. Onderhuids broeit er een loomheid die doet denken aan de laatste zomerdagen van augustus.
Kun je virtuele vriendschappen onderhouden met Club Brugge-supporters? Telkens als ik een stukje van Jan Devriese lees, denk ik: zeer zeker kan dat. Zijn verhaal Awoe! dat hij op de begrafenis van zijn vader voordroeg is wondermooi. Een lach en een traan. Het vieren van een klein leven dat in het teken stond van Latijnse vervoegingen. Kan een Anderlecht-supporter heimwee voelen naar de tijd dat Club Brugge nog op De Klokke speelde? Of naar een vader die hij nooit heeft gekend?
‘De laatste keer dat ik mijn vader bezocht, herkende hij in mij zijn eerste lief, noemde me Rika, naar de naam van mijn moeder. Het volgende moment vroeg hij. ‘Heeft u ook kinderen? En komen die nog bij u thuis?’ Daar klonk een gemis in door, gevolgd door een geruststellend ‘O, gelukkig!’, toen ik het laatste beaamde.’
Uit: Zachtmoedig man van Ingrid van der Graaf
‘Nooit eerder had ik gezelschap gevonden dat zo gezellig was als het veilige, eigen gezelschap dat men de eenzaamheid noemt. Gezelschap, zelfs met de beste, kan al gauw vermoeiend zijn, maar dit gezelschap was het niet, omdat wij de liefde voor de stilte deelden, en samen alleen konden zijn.’
Uit: Under the wild sky van Sarah De Grauwe
‘De dienst, in intieme kring zoals dat heet, was sober — ‘niet te veel cinema’, had hij gezegd. Enkele stukjes klassieke muziek, met tussendoor twee getuigenissen. Die mochten ietwat luchtig zijn, hadden wij besloten. De dood was dan wel de aanleiding voor de bijeenkomst, maar wij wilden getuigen over het leven. Het kleine leven, zijn kleine leven, zonder de spotlights die we allemaal wel ter opsmuk over ons eigen leven in de openbaarheid laten schijnen.’
Uit: Awoe van Jan Devriese
