Ben je doof? (vangst #219)

tekening Eric Forbes-Robertson

Shit happens. Zo hoorde ik ooit iemand de eerste edele waarheid van het boeddhisme – Duhka – uitleggen. Vroeg of laat gaat er altijd wel iets fout.

De bloggers van deze week, Ivo Victoria, Merel de Vilder Robier en Marc Reugebrink, getuigen over hoe de shit bij hen happens, en hoe ze daar dan mee omgaan. Ze doen dat in prachtig proza, dat u best met aandacht tot u neemt.

Want weet: u bent niet alleen.

Rare dagen van stilletjes voor je uitstaren. Uren die verglijden zonder een beweging te maken. Dan toch de trein instappen, dan toch naar die lunch gaan, toch twee uur geanimeerd converseren, daarna welgemutst een wandeling door de stad die ooit de jouwe was, de zon die haar stralen precies in het oude steegje werpt waar ooit je overgrootouders woonden, terwijl je glimlachend foto’s neemt van het statige pand waarin zij een winkel in koloniale waren dreven en waar nu een zaak in luxe beddengoed zit met smaakvol gekleed personeel dat geen idee heeft wat jij over hun werkplek weet, en in de verte de Schelde, glinsterend als een meer, en daarna, hop, een vélo op, prinsheerlijk pedalerend terug naar het station en wanneer je eenmaal in de trein naar huis zit: plots kapot moe, stil, leeg, anderhalf uur niets. Schijnbewegingen die je moeiteloos ontwijkt, tot je neergaat.

Uit: Tekenen van herstel van Ivo Victoria

Ne keer, nog ne keer, voor den duustmiljaardste keer geprobeerd te raisonneren met mijn nerven. Geprobeerd te kalmeren. Vriendelijk gevraagd aan kolkende baren of ze alstublieft alstublieft schone stille willen blijven liggen.

Nog ne keer willen roepen, maar z’oorden mij niet.

En mochten ze al willen luisteren, ze doen toch allene maar wat in hunnen aard ligt.

Zenuwen zijn zenuwen.

Nerven zijn enerveus.

Uit: Notitie van 26 april 2025 van Merel de Vilder Robier

De snor hoestte en drukte zijn sigaret uit op de tafelrand. ‘Het zou op de Port Arthurlaan moeten zijn’, zei ik weer en ik keek van de een naar de ander. ‘Wacht eens,’ zei de kale, magere man. ‘Het douanekantoor op de Port Arthurlaan, dat zit toch in de Patrijsstraat?’ Dat deed een lichtje branden bij zowel de beide overalls als bij de snor. Ah, dát douanekantoor, ah ja, nee, daar zou Robèrt hier wel eens gelijk in kunnen hebben, dat zat in de Patrijsstraat ja. Misschien moest ik daar eens gaan kijken? ‘In de Patrijsstraat?’ vroeg ik. ‘Het douanekantoor op de Port Arthurlaan… in de Patrijsstraat?’  Ja, knikte de snor, en keek alsof het wel vanzelf sprak. ‘Dus’, zei ik voor de zekerheid  nog eens, ‘het douanekantoor aan de Port Arthurlaan zit in de Patrijsstraat’. ‘Est hij duuf?’ vroeg een van de overalls.

Uit: Administratief ernstig ziek op De Inwijkeling

Plaats een reactie