
Het viel onze geweldige collega Marjon al op dat Dirk en ik in onze inleidingen en blogs bovenmatig veel koffie drinken. Dat kan beter en gezonder. Daarom zette ik op een maandagochtend verse gemberthee, begon de blog Vleermuys te lezen en werd meteen ingepalmd door de frisse, vindingrijke schrijfstijl. In de voetstappen van de schrijfster reis je mee naar een stad aan de Noordzee en dat in de steeds groeiende overtuiging dat van alle seizoenen het laagseizoen het allermooiste is.
De Kopenhagen-trilogie van Tove Ditlevsen vond ik een van de meest overrompelde leeservaringen van de laatste jaren. Het deed me dan ook plezier om te merken dat Ingrid van der Graaf die – anders dan Dirk en ik – haar koffies hoofdzakelijk in Deventer drinkt, er precies hetzelfde over denkt. Bovendien brengt zij perfect onder woorden waarom de (autobiografische) boeken van Ditlevsen zo uitzonderlijk goed zijn.
Besluiten doen we met Jan-Willem Lubbers die terugblikt op de tijd dat hij een studentenkamer deelde met een jongeman die Marcel Proust en Plato adoreerde en desondanks overtuigd was van de volmaaktheid van zijn kennis.
En dan ga ik nu koffie drinken.
‘De kust vind ik op z’n best buiten het zomerseizoen, om vele redenen, en één ervan – die ik nu pas ontdek- is dat ik hier blijkbaar gratis mag parkeren, dat kan zelfs niet op de parking van het ziekenhuis.’
Uit: Zeehond van Vleermuys
‘Ik denk aan Tove Ditlevsen die in het geheim aan haar eerste roman schreef. Daarna schrijft ze verder, verhalen vooral, ‘het gordijn tussen mij en de werkelijkheid is weer dik en geeft me een gevoel van geborgenheid.’ Vanaf haar twaalfde schreef ze gedichten, droomde ervan een boek te zijn dat door anderen meegenomen zou worden, gelezen worden. Is dromen het begin van succes?’
Uit: Neem me mee, lees me van Ingid van der Graaf
Maar onze enthousiaste gesprekken werden in de loop der tijd steeds vaker discussies en die discussies werden steeds moeizamer en pijnlijker. Zeker op het gebied van klassieke muziek. Waar ik ook enthousiast over was, hij wist altijd een dirigent of pianist te noemen die natuurlijk beter waren (of het beter zouden doen) en stond niet open voor alternatieven en de gedachte dat het ene het andere niet uitsloot. Waar ik eeuwig zoekend was, mat hij zich een air aan dat hij het allemaal al gevonden had. Waar ik twijfelde wist hij alles zeker. Dat ik muziekwetenschappen had gestudeerd en het soms toch echt beter wist, daar had hij geen boodschap aan.
Uit: 2096 van Jan-Willem Lubbers
