Literatuur is de manier bij uitstek om de wereld in te trekken wanneer er een lockdown of ophokplicht geldt. Deze week nemen we dat nogal letterlijk.
Jan Van Mersbergen ziet in zijn herwonnen liefde voor het karige proza van Cormac McCarthy een grote liefde voor de nostalgie en de vertraging. In Party schrijft De Rode Valies over de ratten naast de rode bomen en hoe we ons ook in de online ruimte moeten heroriënteren. Als laatste geheimtip verwijzen we jullie graag door naar het stukje van Walter van den Berg die met zijn zachte stadshart de harde handen van Boer Wim trotseert.
Wanneer woorden ademen en adem zijn:
‘[De boeren in mijn familie Van Mersbergen en de arbeiders van Groenenberg] kennen het geloof, ze kennen hun mensen, in vertrouwen en in wantrouwen, ze kijken niet gek op als iemand stelt dat schapen helderziend zijn, ze begrijpen dat je soms naar de wereld kunt kijken en dat een dier meer kan zien dan dat jij ooit kunt zien. Het ritme, de strekking, het verhaal, de personages, de woorden, ik ontdekte dat dit de taal was die ik wel machtig was.’
Uit: Cormac McCarthy – de kruisiging van Jan van Mersbergen
‘Straks geef ik online les. Met wat geluk ben ik tijdig terug thuis. Ik kom bij de tent, een beetje te vroeg. Ik mag in de voortent wachten. Ironisch. Deze partytent in een tijd zonder party’s, deze zonnetent in de herfst. Er hangen zelfs feestelijke vlaggetjes. Iemand hier heeft gevoel voor humor. Of hangen ze er omdat de koning op bezoek was?’
Uit: Party van De Rode Valies
‘Er zit een boer in Heesselt die veel runderen in de uiterwaarden heeft staan, en daar lopen kalfjes bij. Die beesten hebben het goed, ze gaan van veld naar veld, worden niet aan een melkmachine gehangen, de kalfjes groeien op bij hun moeder — maar tot welk punt groeien ze op?’
Uit: Stadshart van Walter van den Berg