Tegengif (vangst #41)

Schoonheid, muziek, mooie verhalen, goed nieuws, positieve innovaties en tendensen! Het wensenlijstje van Joachim Stoop op fb, bijna overmand als hij is door de niet aflatende stroom van boos nieuws en slechte mensen (of waren het slecht nieuws en boze mensen?), leest als de heilige graal van deze barre tijden.

Of als de samenvatting van wat er allemaal in onze haven te vinden is, natuurlijk.

Rob van Essen is uitermate dankbaar voor administratieve regeltjes en de bureaucraten die ze nauwgezet toepassen, Martin Pulanski herinnert zich met weemoed de tijd dat teveel blote borsten op een strand gingen vervelen, en Viktor Frölke verdient zijn eigen straat, ergens in Suriname, met een gedicht over WFH.

Als uitsmijter nog One more cup of coffee, geschreven en gezongen door een Nobelprijswinnaar, een Hoochiekoochie suggestie. Ach, het leven is mooi, hier op Aanlegplaats.

Zonder stroefheden gaat het niet en je zou bijna nog gaan denken dat al die stroefheden bewust door de moloch of het lot zijn ingebouwd om je in staat te stellen je eigen schuldgevoel even te vergeten doordat je je kan uitleven in de o zo begrijpelijke woede over de stroperigheid van de procedures – tot die procedures helemaal niet zo stroperig blijken te zijn en je na anderhalf uur je tas weer liefdevol in je handen gedrukt krijgt.

Uit: Sterretje van Rob van Essen – Reddend Zwemmen

Alle schoonheid is verschrikkelijk. Ook die van de vrouwen op het strand, wellustig copulerend met hemel en aarde. Het lijkt wel of ze zich met elke porie overgeven aan een obscene zonnegod. Als ik hen voorbijloop voel ik geen opwinding als mijn blik op hun borsten of hun billen valt. Heel even schiet me de venijnige song Peaches van the Stranglers te binnen. Maar die is me te agressief en te misogyn. Onbewogen vervolg ik mijn moeizame passage. Dan kijk ik om en zie Senga achter me drentelen. De beweging van haar borsten in harmonie met haar voorzichtige tred. Opeens verlang ik heel intens naar haar, wil ik haar dicht tegen me aan, wil ik op haar, onder haar, in haar zijn.

Uit: La Bandido van Martin Pulanski, Hoochiekoochie

Lui als een koe in de wei

zeil ik op mijn elektrische fiets

door de godverlaten Willem Frederik Hermansstraat.

De bibliotheek rechts is groot en niet open.

Links doet de Mediamarkt, naar men mag aannemen,

goede zaken in parafernalia.

Ik tracht mij een dichtregel van Hermans voor de geest te halen,

of zelfs maar een flard proza maar kom niet verder

dan de geniale titel De tranen der acacia’s.

Thuis grijp ik naar het woordenboek voor de juiste spelling

en leer dat acacia in Suriname

verrassend betekent flamboyant.

Is Hermans in Paramaribo, Affobakka dan wel Kwamalasamutu gelezen?

Zo ja, wat stelden zijn lezers zich bij die titel voor?

In gedachten zeil ik overzee om het ze te vragen.

Uit (nou ja, het is hele gedicht, maar er zijn er zo veel meer) : Zeilend door de Willem Frederik Hermansstraat van Viktor Frölke

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

%d bloggers liken dit: