
Van literatuur verwacht ik meer dan simpel vermaak, verwacht ik de confrontatie met het leven zelve. En daar hoort ook het diep emotionele bij. Aan het woord is Caro Van Thuyne, die op 16 november haar nieuwe boek, Bloedzang, voorstelde.
Dat hebben we deze ochtend nog niet uitgelezen, maar haar meest recente blogpost natuurlijk wel. Wellicht dat ik daarom weinig aangetrokken wordt tot ironie: omdat het zo vaak een vlucht voor de emotie is, een verbergen achter haha, gaat ze verder.
Daar zijn niet alle bloggers het mee eens, vermoed ik, alvast Els Claessens bouwt rond de vraag Wie liet er een pot aanbranden? een hilarisch verhaal waarin verschillende drama’s rondwaren – herkenbaar, en naar de echte pijn is het gluren door de klapdeuren naar de interne keuken.
De waarachtige humor schaterlacht niet, grijnst niet, grimlacht niet. Integendeel, hij glimlacht je teder toe, omdat hij aanvaardt, begrijpt, relativeert en verzoent. Sarah De Grauwe maakt er het programma van tien jaar Grauwe Gekheid van.
Drie keer wijsheid. Drie keer emoties. Drie totaal verschillende stemmen. Elk zijn eigen weg en wijze natuurlijk.
In het gesprek van Claire-Louise Bennett met Claire Vaye Watkins dat ik zag op Youtube zei ze daarover dat ze zoals de meeste vrouwen almaar het gevoel gegeven was dat wat ze te zeggen had niet interessant was, dat ze er beter aan deed te zwijgen en luisteren, dat ze daardoor heel snel had leren praten (o herkenning!) in de hoop gezegd te krijgen wat ze wilde zeggen voor ze de mond gesnoerd werd. Dat ze daarom in haar schrijven alle tijd en ruimte nam, ‘dat zou hen leren’, en ze lachte haar luide kletterende lach, wat hield ik van haar op dat moment, mijn zuster! dacht ik vol liefde, mijn grote zus, toon me hoe je het doet, leer het me. Omdat het ook mijn gevecht is: ruimte durven innemen in plaats van snelsnel te praten en me verontschuldigend kleiner te maken.
Uit: we houden allemaal van Chandler Bing op Het Kleine Kijken
Helemaal achteraan, voorbij de garnituren, de koude keuken en patissier, stond hij, de afwasser, wijdbeens, met een kookpot tegen de borst gedrukt. Hij gromde en kirde van opwinding. De braadmeester had zijn vlees blijkbaar heel lang laten stoven. De randen en de bodem van de oude kookpot waren door het gasvuur zwartgeblakerd. Dat kon ik zien vanop de plek waar ik zat. Je had geen verbeeldingskracht nodig om te weten hoe de binnenkant van de pot er aan toe was. In zijn rood-zwart gestreepte onderhemd zag de afwasser eruit als een gewezen gewichtheffer. De dikke krulletjes borsthaar die onder zijn lijfje uitpuilden liepen zonder onderbreking door naar armhaar, nekhaar en rughaar.
Uit: De afwasser op Gebeurtelijke Ongevallen
Zeker ’s avonds, in een kamer waar je tweeënlijk alleen kunt zijn, met uitzicht op de uitgeluchte, stervende bomen, of een dito straat. Gordijnen dicht, wat kaarsenlicht. We kruipen er diep in weg, in de avond. We lezen, in Elschot, Baudelaire, in een bezielde stilte, of staren – lekker melancholisch – door het raam; naar een opwaaiende krant, een wandelaar, weggedoken in de kraag van een natte regenjas, oprukkende brandganzen. Een kop thee van wilde tijm. Verstoppertje spelen voor alles wat niet pluis is; voor het journaal, God, de oorlog.
Uit: Alles wat je weet op De Grauwe Gekheid
ps meer Caro Van Thuyne? Er staat ook van haar een prachtig verhaal in onze bundel Kant en Wal #1, nog steeds te bestellen!
