Ben de Graaf, het interview

Boekpublicerende bloggers – sinds we met Aanlegplaats onze eerste Kant en Wal in de boekhandel en onze voorraadkast hebben liggen, duiken ze plots overal op. We vermoeden dat ze vroeger ook al bestonden, zeker in Vlaanderen (nietwaar Jo Komkommer?), maar nu deint het fenomeen ook uit naar Nederland.

Ben de Graaf is tekstschrijver van beroep, en benoemt de dingen graag zoals ze zijn. Ben Tekstschrijver dus, en we voegen in onze wekelijkse vangst graag nog wat lezers toe aan zijn trouwe publiek, 950 volgers groot.

We stelden hem onze onze vragen en lieten daarbij het woord ‘navelknagertje’ in het midden. Ook zo benieuwd naar wat dat is? ‘Navelknagertje en 100 andere verhalen’, zijn boek, is gewoon te koop en wel hier.


Een blog. Waarom heb je er zelf een?
Ik werkte als tekstschrijver op de communicatieafdeling van ziekenhuis Tergooi in Hilversum. Sinds de start van mijn tekstbedrijf in 2010 publiceer ik elke maand een blog op mijn website. Eerst dacht ik: ik moet bloggen over mijn vak. Dus ik schreef een blog over de spatie. Bijvoorbeeld met de vraag: als je op een aankondiging ‘naakt modelschilderen’ ziet staan, wie moet er dan uit de kleren? Het model of de schilder? Ik schreef over het irritante gebruik van het woord ‘welke’ in een zin als ‘de lift welke buiten gebruik is’.

Maar: ik merkte dat veel collega-tekstschrijvers al goed over het vak schreven. Moet ik dan ook nog eens vertellen hoe je een persbericht schrijft? Toen dacht ik: als ik over mijn dementerende moeder schrijf en de tekst raakt mensen, dan is dat óók een visitekaartje voor mijn tekstschrijverschap. Sindsdien gaan mijn onderwerpen alle kanten op, van mijn moeder tot muziek, van zingeving tot mijn hond. Ik wil wel dat het – althans in mijn optiek – goedgeschreven ‘stukkies’ zijn, elke komma hou ik tien keer tegen het licht.


Wie zou er absoluut een blog moeten beginnen en waarom?
Lastig. Ik zou natuurlijk kunnen zeggen: koning Willem Alexander, want het is misschien best aardig om over de persoonlijke belevenissen van onze koning te lezen. Maar een goed blog kan niet zonder een vaardige pen, en ik weet niet of Willem Alexander lekker schrijft. Dat weet je pas als je teksten van mensen gelezen hebt.

Dit gezegd hebbende zou ik niets liever willen dan vanuit het hiernamaals dagelijks een blog ontvangen van mijn schrijfheld A.L. Snijders. Een postduif kan ‘m dan misschien komen brengen. Snijders is de meester van het zeer korte verhaal (zkv). Ongelooflijk welk een levenswijsheid hij in één alinea kan leggen. En dat dan ook nog eens gebracht met een verkwikkende lichtheid.

Ik lees nu het boek Verder ontken ik alles van Sander Donkers, een verzameling teksten van maximaal 150 woorden die gepubliceerd zijn op de voorpagina van de Volkskrant. Zijn observaties zijn haarscherp. Zo ziet hij een vrouw twee kinderen uit haar oude Volvo halen. Haar krullen slaan in haar gezicht, zo hard waait het. Ik citeer: ze wekt de kleuter met een kus en positioneert hem bij de achterklep. Ze gespt de baby los, legt die met één vloeiende beweging te rusten in de bocht van haar hals, schopt met haar hak het portier achter zich dicht en ziet dan dat een rukwind de halfslapende kleuter te grazen neemt. Net voor het hoofdje de straatstenen raakt, trekt ze hem aan zijn capuchon omhoog, om vervolgens met een monter ‘Ging net goed hè?’ de beginnende brulpartij te neutraliseren. Sander Donkers eindigt dan met het juiste woord op de juiste plaats: Vakwerk.

Dit is niveau A.L. Snijders. Van Sander Donkers wil ik elke dag wel een blog lezen. Hoeft niet per postduif, mag gewoon per mail.


Wij, bij Aanlegplaats, zoeken er al een tijdje naar, en we krijgen het maar niet scherp: wat maakt dat een blog echt goed is?
Ook lastig, omdat persoonlijke smaak hier een rol bij speelt. Net zoiets als kijken naar een schilderij of foto: je vindt het mooi of niet mooi. Toch kun je hier wel iets ambachtelijks over zeggen: hoe zit het met de compositie, het perspectief, de focus?
A.L. Snijders vertelde tijdens een masterclass: ‘Schrijf over jezelf, over wat je hebt meegemaakt, maar hou het daar niet bij, dan wordt het anekdotisch. Voeg verbeelding toe, dan wordt het interessant.’

Wat vind ik een mooie tekst? Jarenlang hing boven mijn bureau de spreuk ‘Moeilijk praten is gemakkelijker dan eenvoudig schrijven’. Niet elke volzin is zinvol. Ik ben allergisch voor onnodig gewichtig, ambtelijk en barok taalgebruik. Alsjeblieft geen gekunstelde taal die een zweem van literaire pretentie oproept. Aan de andere kant ben ik gevoelig voor stijl. Het gaat me vaak meer om ‘hoe’ iets gezegd wordt dan ‘wat’ er gezegd wordt. Dan heb ik het over zaken als: ritme, toon, spanningsboog, alliteratie, metafoor, punchline.

Dan kom ik op mensen als de eerder genoemde Snijders en Donkers, maar ook op iemand als Jean Pierre Rawie. Hij schrijft gedichten die te begrijpen zijn, hij schrijft – zoals hij zelf zegt – ‘geen wartaal’. Vaak dwingt hij zich bewust in het keurslijf van een sonnet. Zijn proza is doorspekt van archaïsch taalgebruik – schrik niet van een woord als onzentwege – waardoor zijn teksten een authentieke maar ook ironische toon krijgen. Heerlijk!

Plaats een reactie