De vangst van Ben de Graaf (vangst #146)

A.L Snijders ziet in een tram een zakkenroller een portemonnee rollen. Hij zegt dan: ‘Ik grijp nooit in, want ik ben niet sterk genoeg om het recht op straat te handhaven. Ik zou wel een officiële rechter willen zijn, in een toga met een witte bef. Rechtspreken in een zaaltje met centrale verwarming.’

Marieke Groen behandelt hetzelfde thema. In de bioscoop fluistert onophoudelijk een vrouw, ‘scherp als papier dat wordt doorgescheurd’. Zegt ze er wat van? Of ik mezelf zie zitten. En dan ook nog bij dezelfde film, want uit de termen ‘klassieke muziek’ en de beschrijving van de openingsscène weet ik dat het om de film Tár gaat. Ben ik ook geweest.

De hoofdrolspeelster verscheen in beeld. Ze zat in een stoel tegenover iemand die haar interviewde. Ik hoorde niet wat er werd gezegd, ik luisterde naar het gefluister aan het einde van de rij. Voor me zat een man die al een paar keer passief-agressief had gezucht en blikken naar achteren had geworpen, maar dat had weinig zin in het donker. Ik twijfelde of ik iets zou zeggen. Ik oefende zinnetjes in mijn hoofd. Kort, niet agressief. Doeltreffend.

Uit: Fluisterende vrouw van Marieke Groen.


Koen Vandenborre ontvangt een brief uit een ver land. Op de postzegel staat een oranje troepiaal, een prachtig vogeltje dat in onze contreien niet voorkomt. Koen beseft dat hij toe is aan een nieuwe hobby. Heerlijk hoe hij je op het verkeerde been zet. Ik neem aan dat zijn verbeelding hier een woordje meespreekt.

‘s Avonds post ik een wazige foto van de oranje troepiaal op een forum voor vogelaars. ‘Dit mij onbekende exemplaar gespot op Kesselberg, iemand enig idee?’
Gewapend met een verrekijker begeef ik me de volgende ochtend vroeg met koelbox naar het hoogste punt en wacht geduldig af. Op de eerste gegadigde is het niet lang wachten, rond de middag zijn ze al met een half dozijn, de volgende uren wordt het pas echt druk. Er zitten een paar zeldzame exemplaren tussen. Vogelaars spotten, het is weer eens wat anders.

Uit: Vogelspotters van Koen Vandenborre

Jan Devriese moet erbij – sowieso – omdat hij een prachtige definitie heeft gegeven van tekstschrijven: Mijn vak is schrijven. Ik schrijf teksten voor wie het zelf niet kan en gek genoeg is mij daarvoor te betalen. Wat ik ook doe: zieke teksten genezen, goeie teksten nóg beter maken en briljante teksten met rust laten. Soms is iets níet doen ook vakwerk.
Hij schrijft soepel, of het geen moeite kost, wat zijn vakmanschap verraadt. Zijn observaties zijn herkenbaar. Ik hou ook van zijn milde ironie.

Soms houden wij halt bij een kunstwerk. Dan doen wij alsof wij er verstand van hebben, en knikken wijsgerig wanneer wij naar drie aan elkaar gelaste ringen staren. En als wij denken dat niemand ons in de gaten heeft, werpen wij vlug een steelse blik op de titel van het kunstwerk, in de hoop dat die ons iets wijzer zal maken. Dan staat daar meestal: ‘Zonder titel’. Of ‘Drie aan elkaar gelaste ringen’. Op zulke momenten zijn wij dringend aan een koffie toe. Of drie glazen bier.

Uit: Lelijk van Jan Devriese

ps meer van Marieke Groen? In Kant en Wal #1 staat ook van haar een prachtig verhaal.

ps meer van Ben de Graaf? Hij verzamelde meer dan 100 stukken in Navelknagertje.

Plaats een reactie