
foto: Luc Gordts
2 januari 2024, rust? Drukdrukdruk-statussen van roodaangelopen dikbuikooms sterven weg. Ook: het gepoch van hooghartige nichten. Het gekwebbel der tantes, ze plamuren elke pauze. Vetes, erfeniskwesties, bokshandschoenen als dooie mussen door de ruimte, gekrakeel, familiale veldslagen, vuurwerk en afgerukte oorlellen, bange huilhonden, sirenes. Alles dooft uit tot hopelijk een jaar van rust en verfijning. Heeft de wereld daar misschien niet een beetje van nodig? Oma’s kabbelsaus vloeit gedwee weg in de gootsteen. De kraan drupt. De kater wordt dragelijk. Paracetamol treedt eindelijk in werking.
In elk geval luiden we 2024 halfgewonnen in. We hadden de eer om een Specialist van de Stilte te vragen. Germaniste en cultuurjournaliste Virginie Platteau heeft een liefde voor taal en kunst. Als summum daarvan kan ze niet zwijgen over stilte. Stilte waarin zich mogelijkheden ontvouwen, waar creatie begint. Stilte en ruimte waarvoor wij vaak bang zijn, met onze volproppende en praatzieke neigingen.
Virginie Platteau is zich van overprikkeling bewust, van het opvullen van elke vrije en wilde ruimte. Ze brengt rust met haar wijde boodschap. Recent publiceerde ze ‘Hoe luidt de stilte? Een kleine filosofie van de stilte.’ Bij uitgeverij Letterwerk. In 2021-2022 was ze co-curator van het Mechelse stadsfestival Zinderende Stilte.
Jarenlang gaf ze Engels en Nederlands. Ze is redactielid bij literair tijdschrift Deus ex Machina en columniste en recensente voor Tertio. Als freelance cultuurjournaliste schrijft ze geregeld voor Poëziekrant, De Lage Landen, Rekto:Verso en De Standaard. Ze is docente aan de opleiding journalistiek van Arteveldehogeschool. Ook geeft ze workshops, lezingen en masterclasses aan mensen van 4 tot 103 jaar.
Wie luistert naar de stilte, hoort veel.
Stilte, dat gebied waar dromen en ideeën ontstaan. Als dat geen aanleiding is om Virginie Platteau te vragen naar haar visie over blogs, de dromen en ideeën die groeien in de virtuele stille wilde ruimte…
Een blog. Waarom heb je er zelf (g)een?
‘Blog’ heb ik altijd een lelijk woord maar een boeiend fenomeen gevonden. Een eigen plek op internet als digitaal dagboek, persoonlijk archief en collage, kroniek van een innerlijk leven. Het zijn geen cursiefjes (bestaat dat woord nog?) en ook geen columns, er zit een grote vrijheid en gedurfde intimiteit achter elk blogbericht. Een blog ontdekken voelt soms als een mengeling van huisvredebreuk en tegelijk thuiskomen en nieuwsgierig rondneuzen in andermans universum. Zelf heb ik geen blog, al heb ik er wel een gehad die ergens nog in de WordPress-kelders zit maar nooit online is gegaan. Ik ben ermee begonnen uit liefde voor taal, een zekere droefenis om de teloorgang van het Nederlands. Al weet ik best dat taal evolueert en dat verandering op dit vlak niet noodzakelijk achteruitgang betekent. Het gaat om meer dan de groeiende invloed van het Engels op het Nederlands. Toch zocht ik een uitlaatklepje voor dit gevoel. Op Facebook zijn er wel groepen als de Sociëteit ter bevordering van het archaïsch taalgebruik e.d. maar daar haalt de joligheid het toch van de informatie. Voor bijdragen aan Onze Taal achtte ik mijn stukjes dan weer te weinig onderbouwd. Leve de blog, dus. Al heb ik er na vijf bijdragen de brui aan gegeven. Eén afleveringetje, over het verdwijnen van de partitieve genitief, staat me nog helder bij en daar blijf ik ook in het dagelijks leven onwillekeurig voor strijden. Je hebt niet iets klein gegeten, maar iets kleinS (huh?), je hebt niet iets nieuw aan maar iets nieuwS. Etc. Ik moest het van me afschrijven, maar had al snel het gevoel als een kantieke schoolmeester/juf te drammen of gezocht geestig te willen doen. Daarbij kwam de vraag op die elke blogger zich niet en elke onderzoeksjournalist zich zeker wel moet stellen: cui bono? Of in hedendaags Nederlands: who cares? Wie leest dit, wie heeft hier iets aan, waarom schrijf ik dit? Die vraag heb ik intussen losgelaten, net als de blog zelf.
Wie zou er absoluut een blog moeten beginnen, en waarom?
Ik ben erg blij dat Jan Ducheyne (opnieuw?) een blog is begonnen. Zijn bijdragen op Facebook zijn vaak lang, persoonlijk, geven een inkijk in zijn hoofd en leven en hebben tegelijk een veel bredere spanwijdte omdat er actualiteiten/ fenomenen/ erger-nissen/verdrieten/vreugdes… in aan bod komen die herkenbaar zijn en ons allen treffen. En vooral: de verwoording daarvan gaat geheel vanzelf, zo lijkt het althans. De blog lijkt voor de sprekende ezel/poëzielijsttrekker/selecteur DJ/vader en hoe of als wat Ducheyne zich ook vloeiend identificeert, een perfecte neerslag en samenvatting.
Het zou ook fijn zijn mocht dichteres Sarah Wagemans haar gedichten, observaties, rants en foto’s samenbrengen op een blog. Dat zou een erg mooie en verrassende webstek zijn, denk ik. Al deelt ze nu ook al veel op de verschillende sociale media, en ze moet uiteraard vooral doen wat ze zelf graag doet.
Wij, bij Aanlegplaats, zoeken er al een tijdje naar, en we krijgen het maar niet scherp: wat maakt dat een blog echt goed is?
De blogs die ik het liefste lees en waar ik ook het vaakst naar terugkom, hebben die sterke combinatie van inhoud en persoonlijke beschouwing. Liefst in een stijl die eigen is en zich weinig aantrekt van een potentieel leespubliek. Ik zit heel veel op tuin- en permacultuurblogs en ook daar kan ik geweldig genieten van die combinatie. Je komt veel nieuws en praktische tips te weten, ‘gecureerde informatie’ zeg maar, dankzij de ervaring van iemand anders en diens persoonlijk wedervaren. Ik kon wat dat – in ruime zin – betreft ook zeer genieten van Het jaar van de tuinier van Karel Capek, een heerlijke unplugged tuinblog avant-la-lettre is dat.
Na verloop van tijd heb je het gevoel dat je sommige bloggers ‘kent’, misschien zelfs beter dan bepaalde collega’s of kennissen die je vaak in het echt ziet. Dat geldt in het bijzonder voor blogs die cultuur-, lees-, film- of muziektips delen vanuit die persoonlijke appreciatie. Zeker wanneer daaruit een draadje wordt gesponnen dat net iets verder reikt, daar kan ik echt blij van worden. Dat had ik sterk bij twee bloggers die ons in het afgelopen jaar ontvallen zijn, Hoochiekoochie van Martin Pulaski en Sjongesjonge van Mark Verstraelen, die ik ook persoonlijk kende als boekhandelaar in Mechelen. Benieuwd wat zij van aan de Overkant zouden bloggen…
Op het gevaar van meligheid af, maar rond de jaarwisseling kan dat geen kwaad: bij goeie blogs heb ik soms echt een gevoel van connectie, verbinding. ‘We read to know we’re not alone’ zegt C.S. Lewis in Shadowlands. Dat geldt ook voor blogs.
