
Al van zolang ik mij kan herinneren heb ik een zwak voor grappige vrouwen met een grenzeloze verbeelding. En kijk: zonder dat ik er doelbewust naar zocht, heb ik deze week drie verhalen van schrijvende vrouwen uitgekozen die de lichte toon niet schuwen.
Suzanne Brink dagdroomt een eind weg over de voor- en nadelen van onmetelijk rijk te zijn en ze laveert moeiteloos van de twaalf witte labradorpuppy’s van Whitney Houston naar de versleten mouw van haar T-shirt, een T-shirt waar ze maar geen afscheid van kan nemen.
Op een dag besluiten de uitbaters van de droogkuis waar Marijke Cornelis – van de onvolprezen blog Fragmenten – Zon, Zen en Murphy – al jaar en dag klant is, dat een halve eeuw vuile kleren wassen voldoende is geweest. Ze stoppen ermee. De koning is dood, lang leve de koning! Wat volgt is een tragedie in dat administratieve niemandsland waar geen toerist ooit van gelukkig is weergekeerd.
Eindigen doen we met een hitchcockiaanse thriller van Marita Kwant. In haar blog Maritas overpeinzingen beschrijft ze een terugrit per trein na een bezoek aan Den Bosch en ze bewijst dat ze al even helder en snel kan denken als dat ze schrijft.
‘Van geld krijg je smetvrees. Eeuwen geleden las ik een column over wat rijk zijn met je doet. Zelf had de columnist (vergeten wie) een grondige hekel aan ‘vreemde’ wc-brillen, wat erop neerkwam dat ze liefst alleen thuis naar de wc ging, en als ze in het geld zou baden zou ze kunnen eisen dat waar ze ook kwam nieuwe wc-brillen werden gemonteerd. Dan hoefde ze zich nooit meer heen te zetten over haar wc-brillenfobie en kon ze een leven leiden á la wijlen Whitney Houston die twaalf witte labradorpuppy’s in de kleedkamer wilde, Beyoncé die geen stap in de kleedkamer zet als die kouder of warmer is dan 25,5 graden, en Justin Timberlake die verwacht dat elke twee uur de deurknoppen van zijn hotel worden gedesinfecteerd.’
Uit: Smetvrees van Suzanne Brink
De droogkuis waar ik al levenslang klant ben, waar ik blindelings op vertrouw en op automatische piloot naartoe rijd, is er na een halve eeuw mee gestopt. De vuile kostuumbroek van mijn vader ligt al drie weken achteraan in mijn wagen op de grond. Er is een bord soep overheen gegaan. Toch ruikt het kledingstuk nog steeds naar sigaar.
Uit: Oogcontact van Marijke Cornelis
‘Met alle vooroordelen die ook ik in mij heb, weet ik dat hij geen kaartje heeft voor de eerste klas. Normaal gesproken let ik niet op mijn medereizigers, maar ergens vertrouw ik de situatie niet helemaal. En jawel, na zo’n vijf minuten komt hij naar mij toe en vraagt mij iets op een fluisterende toon. Ik versta hem niet, hij spreekt geen Nederlands, maar ik vermoed dat hij vraagt of hij naast mij mag zitten. Ik knik kortaf en hij gaat zitten.’
Uit: Grijpgraag van Marita Kwant

Leuk, dank!
(Ik probeerde een reactie op de site achter te laten maar inloggen is hel/lukte niet) Groeten van Suzanne
>
LikeLike