Weg, willen we. En hoe langer het niet mag, hoe meer we het willen. Hoe minder we durven verzuchten dat we eigenlijk liever thuis waren gebleven. Hier, bij Aanlegplaats, voelen we ons eerder aankomstplaats dan vertrekhal, en toch. Ook hier wordt gesmacht, ook hier wordt – zij het enkel binnensmonds – gevloekt. Weg dan maar. Naar het boerenland van West-Vlaanderen, waar koopjes te doen zijn, en in een beweging door, naar de Nederlandse bible-belt, waar merkwaardig genoeg, de redding opnieuw een aantal jaren is uitgesteld.
‘Waar ben je dan, als je van iets (of iemand) weg bent? Niemand zegt dat er even bij, terwijl dat misschien best iets toevoegt. Bijvoorbeeld: “Ik ben helemaal weg van je nieuwe schoenen, als je me nodig hebt, ik ben in mijn boomhut”.’
Uit: weg van van Verwoede Noten.
‘Kachtem ligt op een uur rijden van Gent, tussen de velden en de akkers, waar je nog van die lemen boerderijen vindt die vechten tegen tijd en memel. U weet wel, van die fermettes met witgekalkte bomen rond, en een aalput en rabarber in de tuin. ‘Te koop’ stond er bij een van die huisjes. Dat zou nog eens een idee zijn, dacht ik. Weg uit de stad, terug naar de natuur!’
Uit: Kakkenheimer van Sarah De Grauwe – De Grauwe Gekheid
‘Bij de bekendmaking van de exit polls deze week dacht ik: ‘vervloekte boeren, hun hoeden staan scheef, hun humeuren / hangen er half onderuit.’ Misschien is het een idee om deze regels op een servet af te drukken en dat servet te verspreiden in het restaurant van de Tweede Kamer.’
Uit: Addendum 5: B. Zwaals vervloekte boeren van De Nieuwe Contrabas