
Als we niet uit de weg gaan, maar elke hindernis het hoofd bieden worden we meer en meer onszelf. Daarin ligt heel veel zingeving, bijdrage aan het grotere geheel én dus geluk. En ook: Ik zoek naar het heilige, het goddelijke in de wereld. Voor de zoekende mens die het licht niet vindt heb ik heel veel mededogen, maar hem redden doe ik niet.
Dat zijn de geloofsbrieven van Kristien De Wolf, olijfboer, coach, schrijver maar vooral een mens met een missie. Die wereld kan beter? Die wereld moet beter!
Hoe precies, dat weet ze gelukkig niet, want het is in de vraag dat interessante literatuur ontstaat, niet in het antwoord. Lees haar romans Ava Miller en ik en Regensoldaten, en de verhalenbundel Rotgeluk, en u zal weten wat we bedoelen.
Een blog. Heb je er nu één, twee, of geen?
Heb ik er geen? Misschien niet. Ik schrijf teksten die ik op het internet gooi, op mijn professionele site en ook op mijn auteurssite. Volgens Wix zijn dat blogs, maar ik ben er niet zo zeker van dat het ‘literaire blogs’ zijn zoals mijn voorgangers gastvissers ze definiëren. Ik heb niet altijd zin in vijlen en polijsten aan die teksten, zoals ik dat wel over heb voor mijn romans.
Precies zeggen wat de natuur van die teksten is, kan ik dus niet. Ze variëren sterk van toon en fladderen vrank en vrij tussen verhaal, blog en heu… filosofisch tractaat in. Als ik de snippers en briefjes die ik dag in dag uit bijhoud, op zekere dag bijeenveeg om ze te verwerken in een Inspiratiebrief of een ‘blog’ voor mijn coachpraktijk, occasioneel voor mijn auteurssite of voor Elders Literair, weet ik nooit wat het wordt. Het zijn hybriden. Ze huizen blijkbaar niet graag in hokjes, daarin lijken ze op hun moeder, denk ik.
Er is ook een praktische reden. Ik zou het niet kunnen opbrengen om volgens een bepaald ritme te schrijven, met regelmaat. Soms schrijf ik een heel kwartaal niets. Vooral niet als ik met een roman bezig ben. Romans zijn monsters met veel honger.
Bovendien denk ik dat je voor een blog best met je aandacht bij de wereld bent en niet ergens verdwaald in de labyrinten van je eigen hoofd. Mooie literaire blogs zijn voor mij observaties, schilderijtjes over dingen die met het intense leven te maken hebben, het zogenaamde ‘kleine kijken’. Ik hou van blogs die om te voelen zijn.
Sinds kort schrijf ik brieven. Een verloren genre, dat nochtans goed als blog zou kunnen uitgewerkt worden. Ik ben pennevriendin geworden van een schrijfster die ik heel erg bewonder. Zij is heel discreet en er kan geen sprake van publiceren zijn. Maar ook bij dat dagdagelijkse schrijven blijkt dat ik nooit in de pure observatie van mezelf en de wereld kan blijven. Ik wil er altijd uit ontsnappen en boven de dingen gaan vliegen, ontdekken hoe ze in elkaar zitten. Wat de structuren zijn. Niet naar een radio luisteren, maar hem uit elkaar vijzen. Dat is voor mij precies het omgekeerde van wat een literaire blog zou moeten doen. Ik hou er dus van om ze te lezen, omdat ze mij in een soort ‘nu’ kunnen houden, maar ze zelf schrijven is, denk ik, niet mijn talent. Fictie ligt me beter, dan voel ik me vrijer.
Wie zou er absoluut een blog moeten beginnen, en waarom?
Ik zou graag blogs lezen van mensen die eigenlijk schilders zijn of wetenschappers, dansers of muzikanten. Koks ook. Mensen zoals Benjamin Glorieux, Michaël Borremans of Wim Van De Keybus. Ik zou benieuwd zijn naar het kleine kijken van dat soort mensen, die eigenlijk in beelden, geuren en vormen spreken.
Wij, bij Aanlegplaats, zoeken er al een tijdje naar, en we krijgen het maar niet scherp: wat maakt dat een blog echt goed is?
Vermits ik allerminst een autoriteit ben, ga ik gewoon vertellen wat ik persoonlijk apprecieer. Om te beginnen moet het stuk goed geschreven zijn voor mij, bij voorkeur gebald, met een zacht of net pittig ritme, taalexperimenten zijn absoluut toegestaan, een traan mag, maar vooral een lach.
Ik ben een schrijver altijd onnoemelijk dankbaar als hij de tragikomische toer opgaat, als zijn milde zelfspot iets moois en kwetsbaars laat zien. Als het zwaar, klagerig, al te poëtisch of belerend wordt, ben ik weg. Observatievermogen is tenslotte voor mij van het allergrootste belang. Dicht bij de dingen blijven. Mij dingen laten zien en voelen, die ik zelf zou overslaan.