
Voor we met zijn allen met frisse tegenzin in het veel te veel van de feestdagen duiken, houden we even halt bij de grotere kwesties van onze tijd.
Voorzetsels bijvoorbeeld, een van de stokpaardjes van Marc Kregting, of de vraag hoe het nu echt zat met die misogynie van Nietzsche – dat houdt Johan Bosmans dan weer bezig. Hij duikt trouwens voor het eerst op in onze vangst, ontrouw aan de enige tweet die hij ooit de wereld in stuurde: Als een schrijver er al eens behoefte aan heeft van gelezen te worden, dan heeft het geschrevene dat zeker niet. En met Gerbrand Bakker, die voor een keer naar de barricaden sloft uit bewondering voor de Iraanse jeugd, maken we de cirkel rond. Want het lijkt dan misschien niet zo, toch is er ergens een rode draad.
Mijn stelling is dat zelfs een voorzetsel jargon kan vertonen. Op dat idee kwam ik door frequente ontroeringen nadat ik kunststudenten had gevraagd wat ze maakten. Ze vertelden bijna allemaal dat ze ‘werken rond’ iets. Blijkbaar moesten ze de kern nog ontdekken. Bewust of onbewust toonden ze kunstenaars-in-opleiding te zijn.
Misschien zeggen ze ook niet dat ze ‘werken aan’ iets omdat dit voorzetsel overbezet is geraakt door neoliberale influx. Bij instellingen en bedrijven waar managers en ondersteuners zijn ingevoegd, gaat men in de Lage Landen ‘aan de slag’. Waarmee, dat doet er waarschijnlijk minder toe. Het voorzetsel ‘met’ heeft nog vacatures.
uit: Voor die strengheid dank op De Honingpot
Liesbet De Kock schreef een brief aan Friedrich Nietzsche.
Een mooie brief.
Al moet ik toegeven, ik had hem ei zo na bij het oud papier gegooid na de tweede paragraaf.
“Een notoir vrouwonvriendelijk denker.”
Vrouwonvriendelijk, tot daar aan toe. Maar een denker? Dat ging me toch net iets te ver.
uit: Phyllis op Vijf voor twaalf
Ik stapte, werkelijk waar, huilend in het vliegtuig dat ons terug zou vliegen naar Amsterdam. Iran is niet Iran, Iran is de ayatollahs. Als er in de krant staat: ‘Iran dit of dat’, dan gaat het niet over het volk. Dat is voor ons best lastig voor te stellen. Ik ben Mark Rutte en Mark Rutte is mij, bij wijze van spreken. Als mij iets niet bevalt, schrijf ik dat op een laken en posteer ik me aan de rand van de Hofvijver. Niks aan de hand.
uit: Een groot ding van Gerbrand Bakker