De verbindende factor tussen de drie blogposts deze week is: terugblikken op kleine en grote kwetsuren. In een woedend stuk fileert Merel de Vilder Robier de zoektocht van twee gladde handelsreizigers naar de grenzen van het universum en van hun uitdijend ego. In zijn immer snedige en pakkende stijl probeert Jan Devriese de eindigheid op gepaste afstand te houden. En tot slot archiveert Dennis Pauwels in schitterende dichtregels het afbrokkelende heden.
‘Twee wereldvreemde, opportunistische geesten die hun asociale acties verpakken in een opgeblonken, diffuus discours.
De éne van ecologiëgem, de andere van “Merci aan al de lijfeigenen die ik uitbuit. You are the best!”’
Uit: uit-het-dagboek-15 van Merel de Vilder Robier
‘Twee: morgen is het twintig jaar geleden dat terroristen in de Verenigde Staten volle vliegtuigen in iconische gebouwen boorden. Men noemde ze zelfmoordterroristen. Die benaming is een schandvlek op de krijsende ziel van elke ondraaglijk gepijnigde, ontroostbaar wanhopige, godsgruwelijk eenzame mens die de dood niet langer als een probleem, maar als een oplossing ziet. Omdat, samen met alles, ook Het stopt.’
Uit: bel De week van Devriese
‘Mijn kijken, tot dusver ongeslagen en
van zomeren voldaan, beantwoordt niet langer aan
mijn reeds gevonden, maar buigt zich naar je
nieuwe taal, een gestruikeld woord,’
Uit: op-je-3de-verjaardag Brieven aan mijn zoon
