De drie blogposts die deze week door de havenmeester van dienst werden opgevist zijn odes. Een ode aan een vriendschap. Een ode aan 4’33’’ stilte. En een ode aan wilde dromen.
In een ontroerend mooi stuk schrijft Martin Pulaski over Rita, een dierbare vriendin die is gestorven. In enkele beklijvende paragrafen schetst hij hoe waardevol hun vriendschap is geweest en terugblikkend heb je als lezer het gevoel deelgenoot te zijn aan talrijke momenten van moeiteloos geluk.
Jan Devriese gebruikt zijn sterkste wapen, een scherpe pen, om voor eens en voor altijd duidelijk te maken dat Radio Klara moet blijven. En dat niet alles wat fijnbesnaard is naar Digitalië dient verbannen te worden.
Tot slot is het weer heerlijk toeven in de ongebreidelde fantasie van Julie Cafmeyer. Ze neemt het in het casino op tegen grote mannen, krijgt een aalmoes van Pablo Picasso en hult zich van kop tot beschilderde teennagels in het oranje.
‘We vierden ons weerzien met veel frisse wijn van de streek op een terras op het Wenceslausplein. Het leek erop of dergelijke momenten zich nog vaak zouden voordoen. Het leek erop alsof de tijd niet bestond en dat het leven geen einde kent. Het leek erop dat Rita er voor altijd zou zijn.’
Uit: de stem van rita van Martin Pulaski
‘Laat Klara met rust, barbaren. Anders organiseer ik een konvooi van gepimpte patsersbakken die naar Brussel rijden terwijl ze allemaal loeihard 4’33” van John Cage door de speakers laten knallen.’
Uit: polonaise van Jan Devriese
‘In een droom die daarop volgt, speel ik roulette in een casino. Mijn tegenstanders zijn keer op keer belangrijke, mannelijke kunstenaars. Bij elke ronde krijg ik een nieuwe tegenstander. Hun lijf blijft hetzelfde, maar de hoofden veranderen. Luc Tuymans, René Magritte en Pablo Picasso nemen het tegen mij op. Hoewel ik steeds het winnende nummer heb, winnen de mannelijke kunstenaars al het geld.’
Uit: droom van Julie Cafmeyer
