Stijn Tormans, het interview

In de Lage Landen zijn er tal van mensen met een goede pen, maar er is slechts één Stijn Tormans. De reportages die hij nu al meer dan twee decennia voor Knack maakt, zijn vaak zo beklijvend dat ik ze me jaren na datum nog scherp voor de geest kan halen. Zijn stukken zijn de eerste – en tijdens weken met overvolle agenda’s zo goed als de enige – die ik in Knack lees. Zijn onderwerpen zijn origineel maar nooit vergezocht; ze staan veraf van de waan van de dag, maar zeggen – eenmaal het polemische stof is gaan liggen – veel meer over de tijdsgeest van toen, dan analyses van achtenswaardige opiniemakers. De twee boeken met bundelingen van zijn artikels – Verhalen en reportages en De zomer van 1976 – behoren tot het beste wat ik de laatste jaren heb gelezen en leerden me la Flandre profonde weer liefhebben. 

Geen kwaad woord over Knack. Het is een vakkundig gemaakt tijdschrift waarin mensen met verstand van zaken onderbouwd argumenteren waarom we ons zorgen moeten maken. Maar het is, althans voor mij, de pen van Stijn Tormans die het blad naar een hoger niveau tilt. Zijn schriftuur is de specerij die smaak toevoegt aan een verder professioneel gerecht.

Hoewel ik Stijn Tormans eerder met de wereld van Gay Talese, ratelende typemachines, oude zwart-films en het kleurenpalet van Saul Leiter associeer en hem er niet van verdenk een verwoed blogger te zijn, legde ik hem toch de drie klassieke Aanlegplaats-vragen voor. 

Op een maandagavond hadden we in een café in Antwerpen afgesproken. Zoals het een grote reporter betaamt, bestelde Stijn spuitwater. Na het tweede glas spuitwater kwamen de tongen los en spraken we urenlang over het Europacentrum in Oostende, John Prine, de gloed in de ogen van Raymond van het Groenewoud, de heerlijke anarchie van Vitalski en huiskamerconcerten op zondag. Maar in de context van Aanlegplaats ging het natuurlijk hoofdzakelijk over bloggen.

Hoewel ik weinig zekerheden heb, was ik ervan overtuigd dat Stijn nooit een blog had gehad. Vandaar mijn openingsvraag.

1) Waarom ben je nooit met een blog begonnen?

‘Maar ik heb wél een blog gehad. Het heeft echter slechts een week geduurd. Het was in 2007 en ik denk dat in die periode de blogs opkwamen. Het was de oertijd van het nieuwe medium. Ik ben er samen met Wouter Van Driessche – die vandaag een bedrijf heeft dat mooie podcasts maakt – en Guinevere Claeys aan begonnen. De naam die we hadden bedacht was Leve Ons, een verwijzing naar Johan Anthierens. We hebben het niet lang volgehouden. Hooguit drie weken, denk ik. Het was de bedoeling dat we elke dag een stuk zouden schrijven en ik zag dat eigenlijk helemaal niet zitten. Daarom heb ik een hele week over hetzelfde onderwerp geschreven: over de ijzeren brug in Antwerpen die op het punt stond afgebroken te worden. Iedereen vond het een vreselijk lelijk ding, maar ik had er zoveel herinneringen aan. Uit baldadigheid heb ik al mijn herinneringen eraan opgeschreven. Het was een soort van protestactie. Elke dag heb ik daar een stuk over gemaakt met als overkoepelende titel: ‘Red de brug!’ Red de brug 1, Red de brug 2 enzovoort tot en met Red de brug 7. Tot ze zeiden: “Wanneer ga je nu eens eindelijk stoppen over die stomme brug?”. En dat was meteen ook het einde van de blog, want ik denk niet dat ik nog iets over een ander onderwerp heb geschreven. Kortom: mijn blogverleden is niet bepaald heroïsch. Gedurende één week heb ik zeven stukken gemaakt.’ 

‘Waarom ik er daarna nooit meer een heb gehad, is omdat ik voel dat het medium me niet helemaal ligt. Deels omdat ik niet zo heel goed ben in de korte sprint; maar ook omdat ik weet wat werkt en niet werkt. Dan is voor mij de lol er een beetje af. Ik zal een voorbeeld geven. Vorig jaar heb ik op vraag van mijn hoofdredacteur een paar kortere stukken geschreven voor de website. Van opzet waren de teksten enigszins blog-achtig. En ik voel dat het me niet zo goed ligt omdat ik weet waarom mensen artikels al dan niet aanklikken. Er was een stukje van me met de titel: De Jaguar van Ben Weyts. Dat werd massaal gelezen. Dan is voor mij het plezier eraf omdat ik het op voorhand had kunnen voorspellen. Andere artikels – zoals over erfgoed – waarin ik veel meer tijd en energie had gestoken en die me meer tevreden stemden, werden dan weer nauwelijks gelezen.  Dat vind ik soms zo ontgoochelend. Op het internet is een titel alles. Mensen zijn niet bereid om een inspanning te doen. Ze willen vooral hun eigen mening bevestigd zien.’ 

‘De derde reden waarom ik niet graag blog, is omdat ik zelf computerblind ben. Als ik teksten schrijf moet ik het eerst op papier typen. Maar een blog is bij voorbaat een digitaal medium. Terwijl ik heel hard een man van papier ben.’ 

2) Wie zou er absoluut een blog moeten beginnen en waarom?

‘Raymond van het Groenewoud. Die heeft er ooit een gehad en is ermee gestopt. Ik vond het bijzonder interessant om in zijn hoofd te kijken. Maar hij heeft het maar een paar maanden volgehouden.’

‘Patti Smith heeft ook een blog. Ik ben erop geabonneerd en het kost veertig dollar per jaar; ze incasseert wel wat geld en ik denk dat het ook een beetje tegen de filosofie van het bloggen is waarin het aanbod, voor zover ik op de hoogte ben, gratis moet zijn. Elke dag schrijft ze iets over wat haar bezighoudt. Maar het is niet altijd zo fantastisch en dat vind ik ook zo jammer aan dagelijkse blogs. Je merkt dat het leven – zelfs dat van Patti Smith – soms behoorlijk banaal is. Ze wil elke dag iets schrijven. Soms is het gevat, maar even vaak niet. Dan denk ik: ‘Patti, zwijg nu eens twee weken en schrijf dan iets over wat je nu écht boeit.’ 

‘En mensen die er nog geen hebben en er eentje zouden moeten beginnen? Het zou heel tof zijn om een blog van Lara Taveirne te lezen. Haar pen is er zeer geschikt voor, maar ik vrees dat het haar aan tijd ontbreekt.’

‘Soms kijk ik ook naar blogs om mij te ergeren. Bijvoorbeeld – hoewel ik het een erg leuke vind – Ugly Belgian Houses. Ik kijk ernaar om mij in een rare zin te ergeren, omdat er huizen worden uitgepikt waarvan ik denk: eigenlijk is de persoon die daar woont iemand met persoonlijkheid. Het zijn juist best mooie huizen. Maar soit.’ 

Maar er bestaan ook blogs – hoewel die vaak minder goed geschreven zijn – die gaan over thema’s me interesseren. In die zin grasduin ik er soms ook wel in.’

‘Verder vind ik het jammer dat Jezus nooit een blog heeft gehad. Stel dat hij er wel een was begonnen: hoe zou de wereld er dan vandaag uitzien?’ 

3) Wij, bij Aanlegplaats, zoeken er al een tijdje naar, en we krijgen het maar niet scherp: wat maakt dat een blog echt goed is?

‘De titel van de blog vind ik zeer belangrijk. Komkommerdagen is bijvoorbeeld een goede naam omdat die blijft hangen. Dat geldt evenzeer voor de titel van de stukjes. Omdat ik weet hoe cruciaal die zijn, trekt het me toch ook weer op de een of andere manier aan als iemand het zichzelf moeilijk maakt en een complexe of onaantrekkelijke titel bedenkt.’

‘Een uitstekende blog is die van Martin Pulaski. Wat ik al heel leuk vind is dat er een foto opstaat – van hem in de jaren zeventig – die me erg intrigeert. En dan zijn de stukjes ook nog eens fantastisch geschreven. Hij schrijft prachtig over vroeger. Over zomaar een dag in 1975.’ 

‘Een andere blog die me aanspreekt is die van Katrin Van de Velde. Haar stukjes zijn elke keer uitstekend geschreven. Ik heb er ooit zelf in gefigureerd en dat vond ik wel bijzonder.’ 

‘Ook de blog van Jan Devriese is uitmuntend. Zoals je weet hou ik enorm van Godfried Bomans en ik vind dat zijn schrijfstijl er wel iets van weg heeft. Vroeger schreef Jan Devriese voor Het Laatste Nieuws en ik begrijp niet dat hij geen plaats meer heeft binnen de reguliere media.’ 

‘Samengevat: wat vind ik een goede blog? Het hangt altijd af van de schrijfstijl. Het moet ook aangenaam lezen zijn. Een persoonlijke fetisj van mij is dat ik niet teveel lijntjes wil zien. Het mag niet te druk zijn. Er moet ruimte zijn. Het moet er goed uitzien.’ 

‘Ik geef eerlijk toe dat ik liever op papier lees en dan mag het niet verwonderen dat ik geen onwaarschijnlijke blog-lezer ben. Ik ben niet iemand die ’s morgens opstaat en denkt: nu ga ik ze eens allemaal checken.’ 

‘Maar zoals je aanstipte is het een zeer toegankelijk medium. In die zin zijn blogs fantastisch: het heeft een democratiserend effect. Iedereen kan er eentje beginnen en een lezerspubliek bereiken. Maar toch lees ik liever op papier (lacht).’ 

Gepubliceerd door Jo Komkommer

Ik werd geboren in 1966 in Wilrijk, maar gelukkig verhuisden mijn ouders al vrij snel naar het mondaine Berchem. Na een onopvallende carrière als linksachter bij SK 's-Gravenwezel werkte ik enkele jaren als reisleider in de Dominicaanse Republiek en de Verenigde Staten. Daar kwam ik in de lobby van een Holiday Inn in San Francisco Jolanda Cats tegen en het was liefde op het eerste gezicht. We zwierven nog even rond, kregen een dochter Zoé, kochten een huis in Antwerpen en trouwden. Ik werk sinds meer dan twee decennia in een stijlvol boetiekhotel met een haast even mondaine uitstraling als het Berchem uit mijn kinderjaren.

Eén opmerking over 'Stijn Tormans, het interview'

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

%d bloggers liken dit: