De vangst van Stijn Tormans (vangst # 85)

Martin Pulaski schreef ooit dat stukken die hij digitaal leest hem nooit lang bijblijven. Die zin had ik met fluostift willen onderstrepen op mijn scherm. 

Consequent is hij wel niet, want in zijn kroniek van een kamertjeszondaar staan wél veel stukken om nooit te vergeten. Ik denk soms dat Pulaski over elke dag in de jaren zeventig een boek had kunnen schrijven, maar godzijdank doet hij dat niet. Liever een prachtige korte blog als Liefde en geluk in de Dolfijnstraat dan een middelmatige roman. 

Katrin Van de Velde had vroeger een blog die Daar waar we amper kunnen staan heette. Daar schrijft ze haar stukken nog altijd, gok ik: op een moeras waar ze de toverachtig mooie zinnen aan elkaar breit. Zoals in Man met Meisje: wat een heerlijk stuk proza. Katrin is een van de weinigen die mij tot het bloggeloof kunnen bekeren. 

Joël De Ceulaer vergeleek hem onlangs op Twitter met Godfried Bomans, maar hij is vooral Jan Devriese. Een man met een volstrekt eigen universum, waar ik graag in vertoef. Ik ben blij dat er op deze planeet nog een fan van de regen rondloopt. 

‘Was ik in werkelijkheid inderdaad zo ongelukkig en eenzaam? Helemaal niet, denk ik nu, meer dan veertig jaar later. Nagenoeg iedere dag waren er ontmoetingen met vrienden, met verwante zielen. Dan hadden we diepgaande en vaak ook grappige, soms ronduit krankzinnige gesprekken. Af en toe deden zich boeiende conflicten voor. Meer dan eens wonden we ons op over filosofen, linguïsten, structuralisten en dergelijke meer. We bejubelden De vrolijke wetenschap van Nietzsche, stelden ons vragen bij de ideeënleer van Plato en vroegen ons af hoe dat nu eigenlijk zat met de wil en de voorstelling bij Schopenhauer. We gaven ons over aan allerlei theoretische bespiegelingen over poëzie, nouvelle vague, free jazz. Onze discussies leken op middernachtelijke jamsessies, meanderend als ze waren. Ons enthousiasme over wat er in de kunstwereld gebeurde was groot. Performance, conceptuele kunst, nieuwe wilden, maar net zo goed Tintoretto, Caravaggio en Max Beckmann. Mijn vrienden en ik leken in een eeuwig nu te leven, ook al beseften we telkens weer dat het om een nu van korte duur ging. Bruisend leven noemden we het niet: de tijdsgeest was immers nihilistisch. We hadden drank, peppillen, af en toe een joint. Het leven was goedkoop. In de kroegen en de buurtwinkels kregen we krediet. Popmuziek was weer even opwindend als in de sixties. Daar schreef ik in mijn dagboeken maar weinig over. Over de kicks die we voelden als we This Year’s Model van Elvis Costello, Forces of Victory van Linton Kwesi Johnson, Muse van Grace Jones en Broken English van Marianne Faithfull beluisterden.’

Uit: Liefde en geluk in de dolfijnstraat van Martin Pulaski

Dit is niet de man die met twee huilende kinderen voor het kleine groene deurtje staat.
Daar staat een vader die nog alles kan. Wilde tochten met de slee door de achtertuin. Het monster onder het grote deken dat met joelende kinderen op zijn rug over de meubels kruipt. De man die onderaan de trap staat en je aanmoedigt je in zijn gespreide armen te laten vallen. In deze wereld is alles nog veilig, hier blijft het groene deurtje gesloten
.

Na het dessert gaan ze weer naar huis. Ik loop met hen mee naar hun fietsen aan de zijkant van het huis, zie twee smalle ruggen weggaan, een beetje tegengehouden door de ouderdom.
Het zal een van de laatste keren zijn, dat weggaan. Daarna blijven alleen herinneringen over. Eenzijdige. En er za
l niemand meer zijn om ze te ontkennen.’

Uit: Man met meisje van Katrin Van de Velde

Je bent een beetje verdacht als je van de regen houdt. Sombermans. Zuurpruim. Aansteller. Poseur. Er moet iets met je schelen. Je hoort de zon te aanbidden. En de sneeuw. In je bikini op de latten, dat is het allerhoogste. Kraaiend van de pret, gewillig aan de extremen ten prooi. Ik ben meer van de nuance, van de tussentijd. Van de lente en de herfst. Van belofte en inkeer, van verlangen en rust. Van wat komt en gaat. Vermoeden en teloorgang. Hoop en wanhoop. Dan valt de mooiste regen.’ 

Uit: mantra van Jan Devriese

Gepubliceerd door Jo Komkommer

Ik werd geboren in 1966 in Wilrijk, maar gelukkig verhuisden mijn ouders al vrij snel naar het mondaine Berchem. Na een onopvallende carrière als linksachter bij SK 's-Gravenwezel werkte ik enkele jaren als reisleider in de Dominicaanse Republiek en de Verenigde Staten. Daar kwam ik in de lobby van een Holiday Inn in San Francisco Jolanda Cats tegen en het was liefde op het eerste gezicht. We zwierven nog even rond, kregen een dochter Zoé, kochten een huis in Antwerpen en trouwden. Ik werk sinds meer dan twee decennia in een stijlvol boetiekhotel met een haast even mondaine uitstraling als het Berchem uit mijn kinderjaren.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

%d bloggers liken dit: