
Hoewel ik niet in God geloof, dacht ik lange tijd dat Karel van het Reve God was. Nog langere tijd hield ik mezelf voor de grootste kenner van zijn oeuvre in België. Tot ik de blog van Philippe Clerick ontdekte en besefte dat de stilist uit West-Vlaanderen de enige echte paus van het ware geloof is. Groot was mijn vreugde toen Philippe Clerick, geïnspireerd door het boek De Zelfdenker van Willem Melching – de net verschenen biografie over van het Reve -, niet minder dan zeven dagen na elkaar een stuk over Karel van het Reve schreef. Een wondermooie tijd die de teleurstelling omwille van het uitblijven van de lente enigszins verzachtte.
Uit die reeks selecteerde ik het eerste stuk, maar laat het vooral een uitnodiging zijn om ze allemaal te lezen. En mocht u Karel van het Reve nog niet kennen, lees dan aansluitend zijn Verzameld Werk (deel 1 t/m 7). Want (van het) Reve doet Leve.
Er is weinig dat me meer stoort dan pratende mensen in een cinemazaal. Sterker nog: ik laat veel van mij afglijden, maar niet tijdens een filmvoorstelling. Dan balanceert de argeloze fluisteraar op de rand van de afgrond. Het is sterker dan mezelf. Want elke keer sta ik op om er iets van zeggen. In een filmzaal ben ik een dictator. Groot was dan ook mijn gevoel van herkenning tijdens het lezen van het stukje van Marieke Groen. Voor een verlicht dictatorschap in verduisterde zalen: stem Marieke & Jo!
Net als bij Karel van het Reve was ik vanaf de eerste zin een fan van de schrijfstijl van Julie Cafmeyer. Er schuilt een poëtische kracht in haar van alle ruis ontdaan proza. Met weinig woorden sorteert ze veel effect. In haar begindagen, toen ze enkel op haar blog publiceerde, klampte ik vaak vrienden en vreemden aan met de vraag of ze het ook niet de hoogste tijd vonden dat de getalenteerde Julie Cafmeyer een column zou krijgen in de landelijke pers. Gelukkig kreeg ze die ook. Nu klamp ik dezelfde vrienden en vreemden aan met de vraag of ze ook zo benieuwd zijn naar haar binnenkort te verschijnen debuutroman.
Maar lees in afwachting van die hoogdag eerst haar stuk in de vangst van de week.
‘De rechter zegt: “De feiten hebben een zekere ernst en brengen een disfunctie in de moeder-zoonrelatie aan het licht.”
Hij spreekt ‘disfunctie’ uit alsof het een vreemd soort ongedierte is. Kakkerlakken met een groene gloed die zo snel mogelijk bestreden moeten worden.
Hij kon ook zeggen: “Laten we eens kijken waarom een moeder zich zo machteloos voelt. Wat heeft een vrouw nodig zodat ze de energie heeft om haar zoon te omhelzen?”’
Uit: Revalitiserende rozemarijnolie van Julie Cafmeyer
‘De hele tijd zat ik te wachten tot de vrouw weer iets ging zeggen. En als ze dat deed wachtte ik tot ze stopte. Ik verlangde ernaar te weten hoe de mensen achter me dachten over het gefluister. Of zij wilden dat er iemand ingreep. We zaten al een halfuur, misschien drie kwartier in de film toen ik het niet meer uithield. Ik draaide me opzij en zei: ‘Willen jullie stoppen met dat gefluister, het is heel storend.’’
Uit: Fluisterende vrouw van Marieke Groen
‘Wat we over Karels karakter te weten komen is niet nieuw, maar ik word het nooit beu. Hij was gierig voor zichzelf en vrijgevig voor vrienden; hij koketteerde met zijn luiheid maar werkte hard om geld te verdienen; hij was een meester van de ironie, maar meende wat hij zei en schreef; in zijn omgang met studenten was hij hartelijk maar terughoudend; hij hield niet van moraliseren maar was erg gesteld op rechtvaardigheid; hij hield hartstochtelijk van de Russische literatuur maar ontkende het bestaan van de Russische ziel; hij was professor in de letterkunde, maar hij publiceerde amper in vaktijdschriften; hij schreef een prachtig gedenkstuk over zijn leermeester Bruno Becker, maar in zijn brieven noemde hij hem bij leven ‘de oude lul’; hij verafschuwde geweld, maar hij joeg op een literair debat de schrijver A. Moonen** met ‘een paar welgerichte stompen’ van het podium waar die ongevraagd was opgeklommen; hij was buitengewoon rationeel, maar in de politiek stemde hij voor de sociaaldemocraten wier programma hij op rationele gronden verwierp; hij deed niets liever dan lezen en schrijven, maar hij ging nog liever zeilen.’
Uit : Een nieuwe Karel van het reve-biografie van Philippe Clerick
Dear Jo, zo begin ik je te kennen: mild, goedertieren, steeds tot een gesprek bereid. Soms ben ik, als ik niet goed oplet, ook zo. Meestendeels dus niet. Als ik me in een bioscoop installeer, bij voorbeeld, duurt het niet lang of ik begin me te ergeren dat ik alweer mijn voorhamer vergeten ben. Pratende mensen in de cinema zijn erg, maar wat met lieden die chips of popcorn beginnen te eten? Ik vind: er mat wel eens wat bloed vloeien.
LikeLike
Beste Lion, van chips of popcorn weet je dat de bodem in zicht is, bij een gesprek weet je nooit of het ooit gaat eindigen. Hetzelfde trouwens met oeverloze conversaties tijdens concerten. Ook daar kan ik me mateloos aan ergeren. Tijdens een sportwedstrijd stoort het me dan weer niet. Daar mogen de supporters zelfs zingen van mij. U ziet het: ik kan coulant zijn .
LikeLike