Zonder Jeroen Brouwers had de blog Aanlegplaats allicht nooit bestaan. Het zit zo: lang geleden zag ik tijdens het voorbijrijden het herkenbare gezicht van oud-studiegenoot Dirk Van Boxem terwijl hij in de winterregen op de tram stond te wachten. Thuis dacht ik: wat zou er toch van hem geworden zijn en toetste zijn naam in een zoekmachine in. Zo las ik een erg mooi verhaal dat Dirk in De Brakke Hond had gepubliceerd en waarin een prominente rol voor een boek van Jeroen Brouwers was weggelegd. Ik contacteerde hem en een vriendschap werd herboren. In de begindagen van onze respectievelijke blogs moedigden we elkaar aan – meestal in café Het Been, vernoemd naar de door ons zo bewonderde Willem Elsschot. Over Elsschot waren we het roerend eens, maar over Jeroen Brouwers konden we urenlang discussiëren. Ach, hoe heerlijk is het niet om je te verliezen in je eigen vooroordelen en op het eind te moeten toegeven dat er niets is, wat niet iets anders aanraakt.
Deze week dan ook twee stukken in onze vangst over de betreurde schrijver. Een mooi eerbetoon van Erik Herbosch in de sprekershoek van de schrijverij over wat Jeroen Brouwers eigenlijk bedoelde met zijn waarschuwing om het woord ‘maar’ spaarzaam te gebruiken. En het woord ‘eigenlijk’ verticaal te klasseren. Edoch even boeiend is het met weldoordachte kanttekeningen gestoffeerde stuk van Philippe Clerick over Brouwers, Karel van het Reve en Willem Elsschot. Tot slot enkele prachtige bedenkingen van Anton Voloshin, fragmentarisch neergeschreven en culminerend in de allerblauwste januarimaandag.
‘Tijdens het tandenpoetsen viel het mij in.
Natuurlijk hadden wij de meester fout begrepen. Hadden we zijn punt helemaal gemist. Slechte verstaanders waren wij. ‘Maar’-tellertjes. Mierenneukerig hadden we ons gefocust op dat ene woord en helemaal niet begrepen waar hij werkelijk op doelde. Die ‘maar’ was slechts een detail. Een voorbeeld. De man bedoelde het natuurlijk ruimer. Dat een schrijver van enig niveau dient stil te staan bij elk woord dat hij aan het blad toevertrouwt.’
Uit: maar jeroen van De Sprekershoek van de Schrijverij
‘Door Jeroen Brouwens is mijn leven een stuk lastiger dan het anders geweest zou zijn. Ergens heeft hij gezegd of geschreven dat een schrijver die meer dan twee keer het woord ‘maar’ gebruikt op één bladzijde bewijst dat hij zijn vak niet kent. Als ik een argumenterend stukje schrijf, heb ik vijftien keer ‘maar’ gebruikt voor ik het weet. Daar probeer ik er dan enkele van te schrappen. Een enkele keer kun je ‘echter’ of ‘evenwel’ of ‘daarentegen’ schrijven, maar in de meeste gevallen moet je hele zinnen herschrijven om de noodzaak van een voegwoord weg te nemen. ‘t Is een heel karwei.‘
Uit: Jeroen Brouwers, Karel van het Reve en Elsschot van Philippe Clerick
‘Bijna alle aanwezige mannen zijn lelijk – niet op de coole rockstermanier, noch op de rozig-onbeholpen manier van bepaalde types kindmannen op fantasyconventies, maar complexloos lelijk. Daar kan ik nog wat van leren. De meeste dames zien er niet veel beter uit, of hebben een ruw geschetst soort aantrekkingskracht waar live-love-laugh-wijnmama’s afkeurend naar zouden kijken. Dit is mijn volk, ik kan het niet ontkennen.’
Uit: winterkaartjes van Anton Voloshin
