Soms word je om de verkeerde redenen beroemd. In het geval van Frank D’hanis is dat zijn ontslag door de Artevelde Hogeschoolomwille van TikTok filmpjes. Terwijl hij natuurlijk gewoon erg directe, emotionele teksten schrijft die binnen komen. Met humor bovendien.
Hij heeft ons met de hand op het hart beloofd de beste van zijn teksten voortaan ook op zijn blog te plaatsen, in plaats van ze in het metaversum te laten verdampen.
… een paradox die ik goed ken: door de diepte en het inzicht van zijn (Jean-Jacques Rousseau’s) denken kon hij nooit volledig begrepen worden door de mensen bij wie hij zich het beste voelde. Uiteraard heeft dat alles te maken met zijn bescheiden herkomst. De vader van Rousseau was een klokkenmaker, net als de mijne. Over de onbescheidenheid van het opdissen van deze willekeurige parallel met 1 van de grootste denkers uit de westerse geschiedenis: enige zelfkwijlerige grootheidswaanzin is me niet vreemd, u zal me excuseren, ik ben werkloos en als ik mijn eigen loftrompet niet afsteek blijft het doodstil in mijn onverwarmde kamer.
Het is voor mij steeds een waar genoegen om de opiniebijdragen van Philippe Clerick te lezen. Hoewel ik in de vangst van de week tracht weg te blijven van de politieke actualiteit had ik een stuk van hem in gedachten dat ik absoluut wilde selecteren. Tot ik zijn prachtige en humoristische mijmering over de zee las. Al lezend maakte mijn hart een extra vreugdesprong toen bleek dat Philippe Clerick citeert uit hét boek dat ik nu al jaren aan vrienden en vreemden aanbeveel: Out of Sheer Rage van Geoff Dyer.
De De Rode Valies neemt ons mee op een Scrabble-middag in een Brussels café waar het bier rijkelijk vloeit en er losjes met de spelregels wordt omgesprongen. Geheel tegen de geest van de Olympische spelen in, is plezier maken belangrijker dan winnen. Als u altijd had willen weten wat de ‘Aanvoegende wijs’ precies betekent maar het nooit durfde te vragen, lees dan Woorden.
Tot slot een ronduit schitterend verhaal van Marieke Groen. Hier wil ik niet veel over kwijt behalve dit: als u dit jaar slechts tien paragrafen wenst te lezen, laat het dan de tien zijn die samen Perenboompje alles vormen.
‘Iets van die verveling vond ik onlangs terug in het prachtige boek Out of Sheer Rage van Geoff Dyer. ‘The sea,’ schrijft Dyer, ‘you watch it for a while, lose interest, and then, because there is nothing else to look at, go back to watching it. It fills you with great thoughts which, leading nowhere and having nothing to focus on except the unfocused mass of the sea, dissolve into a vacancy which, in turn, for want of any other defining characteristic, you feel content to term ‘awe’. Vooral de laatste zes woorden verraden dat de auteur zich boos maakt op mensen die echt ‘awe’ beweren te voelen in het aangezicht van de zee. ’t Zijn oplichters, zie je Dyer denken, en je voelt zijn jaloezie op die mensen doorschemeren.’
‘Ik vertel mijn gezelschap dat Remco Campert en zijn vrouw dagelijks scrabbelden. Er bestaat een mooie foto van hen aan de speltafel. Ik zoek hem op. Het is een foto van Martin Dijkstra, bij een interview in Vrij Nederland uit 2021. Zijn vrouw Deborah Wolf zegt hierin: “Woorden blijven belangrijk voor onze relatie. Als je lang bij elkaar wilt blijven, is Scrabble nog net even belangrijker dan seks.”’
‘Ik vertel haar dat ik als kind vaak in dit huis kwam. De vrouw vertelt dat ze er nog maar net wonen en dat het een heel duur huis was. Ik knik. Ik heb het te koop zien staan op internet. Ik weet nog dat ik dacht: als ik de Lotto win koop ik het. Ik doe niet eens mee met de Lotto. En als ik het geld had gehad had ik het waarschijnlijk ook niet gekocht, in elk geval niet om in te gaan wonen. Ik had er een museum van gemaakt waar bezoekers niet welkom waren.’
De website van ‘Te gek’ waarschuwt ons voor problematische framing wanneer we het over geestelijke gezondheids(problemen) willen hebben. We knikken enthousiast ja, en schrappen de inleiding die hier eerst stond.
Als lezers, schrijvers en mensen tout court weten we maar al te goed hoe precair dat is, die gezondheid. De wereld bestaat niet louter uit de grijstinten tussen ziek en gezond, maar uit alle mogelijke kleurschakeringen.
Els Claessens, meestal de vrolijkste blogger in huis, struikelt nochtans bijna over de omvang van het taboe wanneer ze voor het werk op pad is, Joost Elli (voor het eerst in onze vangst), vertelt over zijn nacht als verpleger op een psychiatrische afdeling, en Hannes Couvreur vraagt zich af waarom ook beperkingen in functie moeten staan van groei.
‘Drie jongens van een jaar of acht, negen, bellen aan bij een rijhuis dat ik nader. ‘Hij is er niet,’ zegt een vrouw in een deuropening. De jongens reageren verwonderd. ‘Is hij opgenomen?’ De vrouw maakt oogcontact met me. Ik zie het verdriet, verscholen in haar kranige houding. Niet in een instelling. Haar zoon is opgenomen in het ziekenhuis. Toch?
‘De opdracht bij uitstek van de nachtverpleegkundige is de kalmte te bewaren. Welzijn begint bij een goede nachtrust, voor de patiënt én zijn omgeving. Vergeet elk therapeutisch gesprek als dat niet in orde is.
In de verpleegwacht was het een va-et-vient van mensen die de slaap niet vatten. Uit pure krankzinnigheid. Een man met godsdienstwaanzin, een onheilsprofeet, bracht mij elk uur een bijbelcitaat, een jobstijding, met satanische ogen — het zag er niet goed voor mij uit. Zijn taak liep de klok rond door. Een dame stormde poedelnaakt binnen, tierend omdat ene Tamara wéér in haar bed piste. Of we Tamara nu eens konden meenemen zodat ze eindelijk van dat serpent af was. Ze moest van geen lakens verversen weten, als we haar van Tamara afhielpen was het al lang goed.‘
‘Ik weet wel dat er niet zoiets bestaat als te autistisch zijn. Net zoals je niet te groot of te linkshandig of te blind kan zijn. Je kan wel beperkt worden door al die eigenschappen. Soms ben ik bang dat de prijs voor het respecteren van mijn grenzen té hoog is, en de kosten navenant. Sociaal, emotioneel, financieel. Een catch 22, want door die grenzen (onbewust) niet te respecteren heb ik jarenlang roofbouw gepleegd op mijn lichaam of ging ik relaties aan die voor geen van ons beiden gezond waren.
Beperkingen. Het lijkt wel taboe in een samenleving die zo doordrongen is van groeizucht. Stagneren, een grens leren kennen en respecteren. Nee, zelfs beperkingen moeten in functie staan van groei.‘
Wij vieren deze week de vele warme ontmoetingen die literatuur teweeg kan brengen. Niet toevallig spelen stadsdichters hierin een belangrijke rol. Zoals stadsdichter T, die met Marthe van Bronckhorst op een literaire avond discussieert over de salonfähigheid van kapotschrijverij. Of voormalig stadsdichter B. die met veel plezier een boek signeert voor een jongetje van negen – en zijn hond. Wie daar niet blij van wordt kan nog altijd bij Gerbrand Bakker in de auto stappen; hij laat de stad achter zich voor een lezing in Huijbergen.
Ik neem in deze discussie het Taylor Swift-standpunt in: je kunt altíjd over de rug van de ander schrijven, als het maar voor de kunst is. ‘Ik bedoel, wat was Sufferd D. zonder Tobi Lakmaker? En I.M. werd door Connie Palmen een mythe!’
Op mijn vraag of het een grote hond is krijg ik een mathematische uitleg, waarbij de jongen het tafeltje waaraan ik zit als ijkpunt neemt, en met zijn handen de hoogte, de breedte en de lengte van het dier laat zien. Het ras doet er niet veel toe, ik vraag er niet naar, de jongen straalt van de liefde voor het dier. Ik merk het aan alles, dus vraag ik ook niet naar de naam van de hond, omdat ik zo goed als zeker weet dat ik het boek voor de jongen, zijn hond en zijn zusje signeer. In die volgorde.
De lezing verliep zeer geanimeerd, zoals dat heet. Ze moesten even loskomen, maar nadat ik mijn afkeer van carnaval geventileerd had, werd het gezellig rumoerig. ‘Jullie moeten Jan van Mersbergen uitnodigen,’ zei ik. ‘Die komt binnenkort met een dik boek over carnaval.’ Maar toen ze hoorden dat hij uit Almkerk kwam, betrokken de gezichten al iets. Lezingen – ik werd in dit geval geïnterviewd door Joop de Krom, gepensioneerd leraar Nederlands – waarbij de bezoekers zich er al dan niet luidkeels mee bemoeien zijn toch altijd de leukste.
Niet elke schrijverscarrière verloopt in de spotlights. Marie Meeusen was redactielid van Kluger Hans, en publiceerde in zowat ieder literair tijdschrift dat Vlaanderen rijk is, voor ze naar Nederland verhuisde voor de liefde. Daar richtte ze de literaire praktijk Anastanza op. Je vindt haar niet in de boekenbijlagen van de grote kranten, maar wel nog af en toe op haar blog Huiverinkt. En schrijven kan ze. Onder andere deze herkenbare brief aan Vlaanderen, die ik als Vlaamse inwoner van Amsterdam zeer herkenbaar vind.
Deze brief is aan u gericht, Vlaanderen, de grillige streek met talloze tongvallen en bizarre hoekjes, met vlakten en heuvels, pastorijen en hoerenkoten langs de provinciale wegen… Gij zijt als een etiketje in mijn broek dat aan mijn gat blijft krabben en dat toch te essentiële informatie bevat om zomaar weg te knippen. Gij zijt als een ex-lief waar ik soms teder aan terugdenk, tot ik met een schok weer besef welke onverdraaglijke eigenschappen hij heeft, welk zelfdestructief gedrag hij vertoont. Maar ik mis u ook.
De blog van Eveline Vanhaverbeke raakt je midscheeps. Iedereen kent wel iemand die ziek is, lijdt, die twijfelt aan de goede afloop, die hoopt en ergens op rekent, soms.
Je hebt geen haar meer op je hoofd. Je haat het om geen haar meer op je hoofd te hebben. Je zegt tegen jezelf dat je een moord zou begaan om die stomme onhandelbare krullen die je elke ochtend weer in het gareel moest dwingen en die na een half uur gewoon weer hun zin deden terug op je hoofd te mogen zien staan. Je zou, als dat kon, elk van die honderdduizend haren een voor een terug in je hoofdhuid priemen met niet los te laten lijm. Je zou er twee weken over doen als dat moest. Of twee maanden. Je trekt elke ochtend alle badkamerkastjes open om jezelf niet in de spiegel te moeten zien met die lelijke kale kop die aan ziek en aan dood doet denken. Je begint meteen te huilen wanneer een oude foto opduikt waarop je helemaal jezelf was terwijl je je spiegelbeeld nu niet eens meer herkent. Je bent boos op jezelf als je denkt aan al die keren dat je je krullen beledigd hebt en ze hebt bestempeld als droog en lastig en ongewenst. Je schaamt je als je eraan denkt dat je soms liever steil haar had gehad terwijl die krullen zo’n essentieel onderdeel waren van je persoonlijkheid. Je herinnert je hoe vaak mensen je zeiden dat Eveline zonder krullen Eveline niet zou zijn, dat ze je vanop je rug meteen herkenden aan je unieke haar. Je krijgt elke dag meer jeuk van die pruik die je haat omdat ze een ander mens van je maakt en waar je het liefst nooit mee naar buiten zou moeten komen omdat ze niet is zoals je ze gewild had, omdat geen enkele pruik in de hele winkel en in alle catalogussen die de winkeljuffrouw doorbladerde ook maar een beetje leek op jouw unieke hoogstpersoonlijke haar omdat geen enkele pruikenmaker een pruik maakt waar slechts tien klanten zich in zullen herkennen omdat niemand haar heeft zoals jij dat had.
Martin Pulaski schrijft niet alleen als geen ander over de jaren ’70, hij stelt ook sinds jaar en dag het programma Zéro de Conduite samen, te horen op het Antwerpse Radio Centraal. Lees, en luister naar deze mooie meanderende tocht:
Vanavond vertrekken we. We reizen af naar voor westerse popmuziek minder voor de hand liggende regio’s. Eerst willen we nog even ademhalen onder de blauwe hemelen van het Verre Westen, dat van onze kinderdromen. Daar doemt het ons al wat beter bekende Iowa op. Kijk daar, dat is Chief White Cloud. Met Barry Brown, Queequeg en Cherie O. Baby varen we naar Jamaica, waar je net niet uit een palmboom valt (na het drinken van ettelijke Negroni’s, ja die hebben ze in Kingston ook). In het gezelschap van Christa Päffgen en een koppige ezel trekken we van Ibiza naar de rand van een donkere woestijn. De nacht is ingevallen. Geen enkele ster, zelfs geen tweelingen. We zwerven door het roemruchte Transsylvanië, geen Graaf Dracula noch een Nicolae Ceaușescu te bespeuren, en ontdekken de stad Cluj-Napoca. Heel wat verder nog ligt Chiang Mai, de grootste stad van Noord-Thailand. Samen met met Gigi, alias Ejigayehu Shibabaw, ontdekken we Ethiopië. Nusrat Fateh Ali Khan laat ons het eeuwenoude gezang van Pakistan horen, al klinkt het eerder eigentijds, waar we ook Arooj Aftaab terugvinden.
Op het moment van ons gesprek telt zijn to-read lijst niet minder dan 2953 boeken. 417 daarvan, goed voor amper 3.5 jaar lezen, staan op de very urgent lijst.
Joachim Stoop is een veelvraat. Hij recenseert literatuur voor Humo (jos), geeft les Nederlands aan anderstalige nieuwkomers in Antwerpen, en associeert passende muziek bij beeld. Maar wij kennen hem vooral als een nooit aflatende en nooit falende bron van tips over literatuur en muziek, en een bron van inspiratie voor het leven in het algemeen.
Dat komt zo: Joachim is iemand die graag deelt. Een onvermoeibare gever (alhoewel Juultje aka Krapuultje en Rosie aka Bosie – de jonge tweeling ten huize Stoop – heel erg hun best doen om hem uit te putten).
We spreken mekaar, over kleine kinderen, muziek, boeken en blogs tijdens de oktoberse versie van een hittegolf op het terras van een boekhandel annex koffiebar in Antwerpen.
Je blog houdt zich schuil in je website. Wat betekent die site voor je?
Ik ben in de eerste plaats een soort van ontdekkingsreiziger, iemand die voortdurend op zoek is naar nieuwe stemmen. Bijzondere, unieke stemmen. In mijn jeugd heb ik een flink deel van de wereld gezien, nu zit die wereld ook gewoon in mijn klas. En in de literatuur of de muziek zoek ik dat ook op, met een erg open vizier.
Op zich, en dat is misschien een schokkende uitspraak, haat ik lezen! En daarmee bedoel ik: ik lees niet graag matige boeken.Daarom steek ik soms meer tijd in de zoektocht naar de niet te missen titels, dan in het lezen op zich. Ik zou het niet kunnen verdragen om dat ene boek te missen waar ik echt van achterover zou vallen.
Vandaar de recensies, maar ook mijn website. Elk jaar opnieuw maak ik een mozaïek van exact twintig titels op de literatuurpagina. Daar kan ik dagen mee bezig zijn. Wie wel, wie niet.
Maar de website is dus vooral een schatkamer. Met daarin ook de brieven aan mijn kinderen en andere, vaak al wat oudere teksten.
De geboorte en het eerste levensjaar van mijn oudste zoontje, Louie, en de ziekte en overlijden van mijn moeder vielen samen. Een complexe en verwarrende periode, die ik onder andere in de ‘brieven aan Louie’ onder woorden bracht.
Een echte schrijversambitie heb ik niet. Ik heb te weinig geniale invallen en verbeelding. Ook zou ik dan meteen te hard een meesterwerk willen produceren, wat wellicht veel te hoog gegrepen is.
Maar alle respect voor wie het wel aandurft.
Wie zou er absoluut een blog moeten beginnen, en waarom?
Frank d’Hanis!
Los van de actualiteit (Frank d’Hanis haalt toevallig de dag van het interview de nationale pers vanwege het ‘TikTok ontslag’, nvdr) is Frank een bijzonder begiftigd en grappig schrijver. Zijn facebook posts zijn vaak pareltjes.
Laat me het begin van een verhaaltje voor zijn kleuter voorlezen: “Er was eens een protje dat net zoals zijn mama en zijn papa in een bokaal met een deksel erop woonde. Het kleine protje wilde eigenlijk graag het deksel van de bokaal doen om te ontdekken wat er daarbuiten in de wijde wereld was, maar zijn ouders vonden dat een slecht idee. “Een scheet hoort in een fles of in een bokaal, wij hebben daarbuiten niks te zoeken, en je zou ook oplossen in de lucht”.
Je kan je al voorstellen hoe het verder gaat, dit kleuterverhaal. Het eindigt in elk geval met een knal.
En ook Koen Fillet. Die is vaak zo geestig in zijn commentaren op posts van anderen, dat hij het zelf ook maar eens moet uitleggen. Misschien dat hij er tijd voor kan maken nu hij weg gaat bij de VRT.
Er zijn ook nogal wat muzikanten die ik graag zou horen vertellen over hun muziek, hun inspiratie, hun zoektochten. De meesten hebben natuurlijk een plek op Bandcamp of zo, en een commerciële website / webshop. Fair enough, het is hun bron van inkomsten. Wat ik dan nog mis is het verhaal achter hun muziek. Hun inspiratiebronnen, het traject dat ze zelf lopen om te komen tot wat ze maken.
Laat dit een oproep zijn naar Naima Joris, Wouter Vandenabeele, Lander Gijselinck, Meskerem Mees, en zoveel anderen. Toon ons ook de weg die jullie afleggen. We zijn benieuwd!
Wij, bij Aanlegplaats, zoeken er al een tijdje naar, en we krijgen het maar niet scherp: wat maakt dat een blog echt goed is?
Daar heb ik over nagedacht. Het zijn natuurlijk mijn criteria, ik kan me voorstellen dat je daar anders kan naar kijken. Alhoewel, niet voor het eerste criterium, lijkt me. Dat is misschien wat banaal, maar toch: de teksten moeten goed geschreven zijn.
Er zit bij een blog geen enkele filter tussen idee en publicatie, en dat kan dan best wel een zegen zijn, soms is het duidelijk dat de rode stift van een genadige redacteur node wordt gemist.
Het tweede criterium is al wat persoonlijker. Ik wil graag dat de teksten me emotioneel kunnen raken. Dat is niet zo vanzelfsprekend. Want veel bloggers hebben het natuurlijk over hun eigen zielenleven, maar doen dat op een manier die mij als lezer uitsluit. Dan is er teveel ego, en te weinig literatuur.
En het laatste criterium is echt specifiek voor mij. Ik ben een lijstjesman. Ik maak ze graag, ik lees ze graag. En wanneer iemand ze voor me maakt, en daarbij ook nog kan uitleggen hoe hij zigzaggend van A naar Z laveert, dan ben ik helemaal verkocht. Zeker wanneer ik van het opgesomde ook wat (her)ken.
Voor Joachim naar de les Nederlands vertrekt moeten er uiteraard nog wat boeken worden gekocht. Hij stopt me De wand van Marlen Haushofer in de handen – één van de twintig van vorig jaar. En we grijpen tegelijk naar de nieuwe verhalenbundel van George Saunders. Benieuwd of Liberation day in het lijstje van 2022 terecht zal komen.
De grootste Kurt Vonnegut-fan van de Lage Landen is een boekhandelaar op rust die er in zijn eentje voor verantwoordelijk is dat Mechelaars – ongeacht of ze voor de Racing of voor Malinois zijn – de humanist uit Indianapolis een warm hart toedragen. Mark Verstraelen houdt sinds enige tijd een zeer mooie blog bij waarin hij over zijn wedervaren uit het literaire en het echte leven schrijft : Sjongesjonge. In het stukje Schommelen neemt hij de lezer mee – met die Vonnegutiaanse mix van weemoed, humor en mededogen – naar een kerkhof in zijn geboortedorp, in de hoop er sporen van zijn uitgewiste jeugdherinneringen te vinden. Lees Luister. En lees nadien ook Kurt Vonnegut.
In enkele trefzekere zinnen weet Koen Vandenborre werelden oproepen. Als een impressionistische grootmeester. Zijn stukje over een bejaard koppel op een bank in Leuven – het Indianapolis van Brabant – is een juweeltje
Is het omdat we even oud zijn? Is het omdat we beiden geboren zijn in het jaar dat Walt Disney stierf en The Kinks Sunny Afternoon uitbrachten? Maar elke keer roept Marieke Groen een glimlach van herkenning bij me op. En dwalen mijn gedachten af naar de tijd dat ik de bruid kende toen ze nog wild en onstuimig was en haar toekomst volledig open lag.
‘Ik reed nog naar het oude kerkhof, waar ma en pa rusten. De zon hinderde hier niet, het kerkhof lag beter georiënteerd. Daar ligt ook de plausibele uitleg waarover ik het had. Ma stierf op het einde van mijn kindertijd, zij kon daar later niet meer over vertellen. En pa worstelde met zijn verdriet om jou, mama, hij had geen tijd om te vertellen, zelfs niet over zijn eigen jonge jaren. Verhalen kwamen bij ons thuis niet voor, of zelden. Ik weet niet beter of dat zwijgen heeft een dikke laag stof gelegd over mijn herinneringen waaronder ze verborgen blijven. Of zou er nog een andere reden zijn?’
‘Na een korte stilte sprak hij meer tot zichzelf dan tot mij: “Ik heb nog gevoetbald. Af en toe belandde ik op de bank en kon alleen maar toekijken hoe de wedstrijd zonder mij werd beslist.“
“Dat gevoel ken ik,” antwoordde ik naar waarheid.
“Zo voelt het om oud te zijn,” voegde hij eraan toe. “Je zit weer op de bank en kijkt hoe anderen doorgaan met hun leven.“‘
‘Toen zag ik de auto staan, het raam kapot, glasconfetti in het gras. Het deed me op een rare weemoedige manier denken aan de jaren tachtig, toen junks radio’s stalen uit auto’s, wat tot gevolg had dat niemand zijn radio nog in zijn auto durfde achter te laten en je altijd mensen op straat zag lopen met een autoradio in hun hand als een mannenhandtas.’
Zelfs het kapitalisme, dat toen geen overwinsten boekte alsof het de overstertfte van de voorbije jaren betreft, en er wel voor zorgde dat een beetje Messias gewoon aan de slag kon.
Misschien kan er toch nog iets worden gered in deze wereld.
Bakkerij Theunis was gesloten. Bakkerij De Block bestaat niet meer. De bakkers aan de Laaglandlaan en Akkerbouwstraat zijn weg. Het valt op hoeveel van wat ooit was, er niet meer is. Mijn dorp is gepimpt. Geüpdatet. Het is mijn dorp niet meer, het is nu Een Gemeente. Voorgeborchte van de stad. Een opgeschoten kind.
Ik loop naar het plein. Rechts van me de Canarische Viswinkel met zijn mediterrane blauwe letters. Wat is dat eigenlijk, een Canarische Viswinkel, en hoe lang is die zaak hier eigenlijk al? Het lijkt iets vertrouwds van vroeger maar kan net zo goed een terloopse observatie van de laatste tien jaar zijn. Ik ben veel op de Slotermeerlaan geweest in die tijd, we repeteerden er wekelijks met het Tuinstadtheater. Ik moet die viszaak vaak hebben gezien.
Aan de hangers hing een hele eeuw in tassen, jassen, dassen, en eigenwijze cocktailjurken, trenchcoats, hoeden, diadeems, balmorals en klakkebussen; alles waar je ooit van droomde, Gabriele had het wel. Ieder stuk een parel, in de voering steeds verhaal. Alsof je in de huid kroop, in het tweedehandse leven, van een mens die lang gestorven was… Van een klein en mager vrouwtje, dat goed stond met turkoois; een dametje van stand, dat oog had voor een blindzoomsteek, en paarlemoeren knopen.
Mark Verstraelen is wel vier decennia boekhandelaar geweest. Nu is hij voltijds echtgenoot, vader, zorgvader. Niets menselijks is hem vreemd, bijna alles verwondert hem. Soms zegt hij: ‘Sjongesjongetoch’.
Hij stapt het liefst vanuit een boek de wereld in. Het humanisme van Kurt Vonnegut is het leidmotief in zijn bestaan. ‘Luister’ is het eerste woord van diens bekende Slaughterhouse Five.
Luister: u moet om, rechtdoor is te kort door de bocht. En bovendien gevaarlijk, gelooft u mij toch, sjongesjonge. Ik schreef ooit een verhaal, dat ging als volgt: ik zat in een park op een bank, een grote vijver achter mij. Plotsklaps kwam een meute klaplopers op me af, ze vroegen waar het geluk lag. Ik maakte me van hen af door haast achteloos naar de overkant van het water te wijzen, en ja hoor, de hele troep stapte rechtdoor de plas in. Allemaal verzopen, nooit nog wat van gehoord. Als je rechtdoor loopt, ben je snel aan het eind.
Anita de Rover maakt onder de naam Pluus portretfoto’s en verhalen.
Haar thema is kwetsbaarheid. Dat staat niet gelijk aan zwakte, ontdekte ze, maar aan kracht. Haar blogs zijn even sensueel als haar foto’s: zwierig, sierlijk en aards tegelijk. Uit alledaagse dingen onttrekt ze existentiële wijsheid. Pluus blijft lachen.
‘Vier je alles, je voeten, je kuiten, je navel, je chagrijnigheid, alles.’