“Meer blogs over rare obsessies, alsjeblieft!”

Fleur van Greuningen is kunstenaar, schrijver en kapper. Ze houdt van taal en dialogen. Deze week gaat haar voorstelling Romeo & Julia (10+), over de liefde tussen twee kinderen van rivaliserende pizzeria’s, op tournee in Nederland. Naast theaterstukken publiceert Fleur verhalen – en in het pre-Instagram tijdperk hield ze de beeldblog Spreekbeeld bij. “Aan boeken doe ik niet, veel te lang en veel te alleen.”

Maar waarom heb je dan geen geschreven blog?

“Goeie vraag. Wanneer ik nu blogachtige teksten schrijf, doe ik dat het liefst op papier. Ik zet die soms wel over naar iets digitaals, maar dan maak ik weer een vertaalslag en wordt het iets anders. Een verhaal bijvoorbeeld, dat ik instuur en niet zomaar online zwier. Wat ik voor mezelf schrijf, blijft privé.

Papier geeft mij heel veel vrijheid. In mijn notitieboekje kan ik heel gemakkelijk met tekst omgaan, zet ik er tekeningetjes bij… Op een site wordt dat dan direct weer een echte afbeelding. Ik zou een goede reden moeten hebben om dat om te zetten naar een blog.

Nu, ik ben net terug van een tripje naar Berlijn. Daar begon ik ineens in thema’s te denken, ik schreef korte tekstjes over bijvoorbeeld ‘romantiek’ en ‘oppervlakte’. Misschien is dat iets voor een blog.”

Wie zou er absoluut een blog moeten beginnen, en waarom?

“Iedereen eigenlijk. Omdat je iets van jezelf openbaar maakt, creëer je een ander (talig) bewustzijn. Dat is verrassend. Voor mijn persoonlijk plezier zou het goed zijn moesten er meer mensen met niche-obsessies gaan bloggen. Ik vind het zo tof om mensen enthousiast te zien over iets waarvan ik denk: ‘Huh?’ Laatst hoorde ik een grafisch ontwerper over een boek van 500 pagina’s gevuld met wapenschilden, voor een wapenschildvereniging. Waar hébben die het over? Ik vind het heerlijk om een compleet andere taal te lezen, of beter: te ondergaan.”

Wat maakt voor jou dat een blog echt goed is?

“Dat ik verrast word. In de inhoud, maar ook in de vorm. Dat zul je ook zien in mijn vangst. Zo’n Sommerland, die pakt de vrijheid op de blog. Een persoonlijke stijl doet ook veel, net als persoonlijke interesses. En daar dan liefst veel te ver in doorschieten. Ja… en de tekst mag ook niet te lang zijn. Het blijft een blog.”

Donder en blik (vangst # 33)

De blik van de ander. De bezitterige, oordelende blik.

In de vangst van deze week vertelt Katrin Van de Velde over hoe zo’n obsessionele blik het leven helemaal onmogelijk kan maken – in dit geval voor wie hem heeft. Caro Van Thuyne – stem haar chitterende debuutroman ‘Lijn van wee en wens’ naar de publieksprijs van de bronzen uil – heeft het over hoe die blik het voorwerp ervan in een keurslijf, een korset dwingt. Altijd weer. Katrien Scheir bereidt zich dan weer monkelend voor op uw blik, tijdens de voorstelling van haar eerste roman, ‘De man van het licht’.

Toeval dat net drie vrouwen schrijven over de dwingelandij van de blik van de ander? Ik denk het niet …

De laatste keer dat ik hem zag, zal een jaar of tien geleden zijn. Ook toen ging het al even niet goed met hem. Hij was in behandeling voor zijn drugsverslaving en voor zijn Katrinverslaving. Vòòr die laatste verslaving, waren we gewoon vrienden. We bezochten samen concerten, musea, parken, feestjes. Op een van die feestjes had ik aan een andere vriend gevraagd: ‘G. zal toch niet verliefd op me zijn, hè?’ De vriend antwoordde monkelend: ‘Hij weet het zelf nog niet.’ ‘De blindeman!’ brieste G. daar later over. Zijn verliefdheid nam immers een aanvang bij de eerste blik die hij op me wierp, en sindsdien dacht hij elke dag de hele dag aan me. Zeventien jaar lang.

Uit: woensdag, 22 september 2021 van Dagvinder

Uit mijn tweede boek, een roman, heb ik alle overtollig vet weggesneden. Wat overbleef was een geslepen veelkantige kern van rauwe rouw en liefde die niet opgeeft. Het bleek een boek waaraan je je als lezer ofwel volledig kon overgeven, of dat je uitspuwde omdat je er geen controle over kon houden. Manisch. Agressieve geilheid. Vlammende intensiteit. Te veel van het goede. Lezers botweg uitsluit. Onorthodox. Exuberant. Vergt veel van de lezer. Tè verregaande vormen. Pathetiek. Expressief en experimenteel, maar ook theatraal en bombastisch. Roman waarin het de schrijver niet lukt werkelijk in dialoog te gaan met de lezer. Het vlees puilt uit je korset, vrouwmens.

Uit: Mijn nieuwe BFF van Caro van Thuyne

Meer lijstjes en meer van alles

De ondraaglijke lichtheid van een chihuahua (vangst # 32)

Eten, gegeten worden – of je portie vlees aan de katten geven, terwijl je zelf op een vegaburger kauwt. Ja, wij houden van dieren op de redactie van Aanlegplaats. Daarin worden we gevoed door onze bloggers, die evenmin kunnen weerstaan aan de vrolijkheid en de ongrijpbare evidentie van het dierenrijk.

Ben de Graaf laat ons kennismaken met de bruine chihuahua Jimmy, die zijn linkervoorpootje mist. Vitalski geeft een beschrijving van de damagni en de damoet, waar geen speld is tussen te krijgen (niet dat we dat proberen, na zijn prachtige videoboodschap van vorige week). ‘Als je zegt dat een “damagni” een dier is, dan ziet volgens my niémand daar een plat en traag geboren kruipdier in.’ Nu jullie. Of nee, eerst Arne Schoenvuur. Hij omschrijft hoe het allemaal begon.

Zijn baas vertelt me het levensverhaal van Jimmy. Hij is nog maar net verwelkomd als nieuw gezinslid, als de baas gaat slapen op de bank. Het hondje gaat bij hem zitten, vlak bij zijn gezicht. Als de baas wakker wordt, kijken ze elkaar op de afstand van een paar centimeter recht in de ogen. De baas schrikt ervan. Jimmy ook. De jonge hond schrikt zo erg dat hij pardoes achterovervalt, tussen de bank en de tafel. Hij valt zo ongelukkig, dat hij zijn linkervoorpoot breekt.

Uit: Op drie pootjes van Ben Tekstschrijver

zoals je in het begrip “damoet”, als je dat woord gewoon ziét, byna niet anders kàn dan een soort van olifant voor je uit te zien, vanwege de evidente overeenkomst met “mammoet”, zo kan je vervolgens in het woord “damagni”, eventueel, een gezwind, lenig, kangoeroe-achtig dier voor je uitzien…

Uit: damagni/ damoet van Vitalski blogt

Van vinnen, vingers of tenen

Was nog geen sprake.

We werden, zelf

Louter onbegrip, volkomen

door de wereld begrepen.

Uit: Zwaartekracht van Dit hoeft niets te worden

Het leven is geen ruimtereis (vangst # 31)

De verbindende factor tussen de drie blogposts deze week is: terugblikken op kleine en grote kwetsuren. In een woedend stuk fileert Merel de Vilder Robier de zoektocht van twee gladde handelsreizigers naar de grenzen van het universum en van hun uitdijend ego. In zijn immer snedige en pakkende stijl probeert Jan Devriese de eindigheid op gepaste afstand te houden. En tot slot archiveert Dennis Pauwels in schitterende dichtregels het afbrokkelende heden.

Twee wereldvreemde, opportunistische geesten die hun asociale acties verpakken in een opgeblonken, diffuus discours.

De éne van ecologiëgem, de andere van “Merci aan al de lijfeigenen die ik uitbuit. You are the best!”’

Uit: uit-het-dagboek-15 van Merel de Vilder Robier

Twee: morgen is het twintig jaar geleden dat terroristen in de Verenigde Staten volle vliegtuigen in iconische gebouwen boorden. Men noemde ze zelfmoordterroristen. Die benaming is een schandvlek op de krijsende ziel van elke ondraaglijk gepijnigde, ontroostbaar wanhopige, godsgruwelijk eenzame mens die de dood niet langer als een probleem, maar als een oplossing ziet. Omdat, samen met alles, ook Het stopt.

Uit:  bel De week van Devriese

Mijn kijken, tot dusver ongeslagen en
van zomeren voldaan, beantwoordt niet langer aan
mijn reeds gevonden, maar buigt zich naar je
nieuwe taal, een gestruikeld woord
,’

Uit: op-je-3de-verjaardag Brieven aan mijn zoon

De vangst van Rob van Essen (# 30)

Noot van de redactie: waarom het plezier van het vissen altijd voor onszelf houden, dachten we na een bijzonder vermoeiende redactievergadering. Als we daar nu eens iemand anders een plezier mee zouden doen … En zo vindt u vanaf nu elke maand een vangst van de week, samengesteld door een gast. Niemand minder dan Rob van Essen bijt de spits af! (u vindt ons korte interview met hem hier)

Sinds de eerste lockdown verblijf ik het overgrote deel van mijn tijd in Brussel, reden te meer om Tanja Wentzels blog De rode valies te volgen. Verslagen van wandelingen, ontmoetingen – een blog over het kleine, maar dan dat kleine waarachter altijd de grote dingen schuilgaan.

“Er is veel gestorven de laatste tijd. Dat zie je op het plein. Meer dan anders staan er kramen waar de inhoud van leeggemaakte huizen zonder sorteren in dozen is gegoten. Van vakantiesouvenir tot vingerhoed, van waspoeder tot wereldatlas, van zeepje tot zoutvaatje. En veel foto’s. Van doopverjaardagstrouwkerstfeestenvakanties. Voorbije blije momenten.”

Uit: Geluk, De Rode Valies

Altijd verrassend is het blog van schrijver Viktor Frölke, die, hoe laconiek hij ook naar de wereld kijkt, zichzelf nooit spaart  (en die wereld soms ook niet). Over het schrijverschap, het gezinsleven, vriendschap. Typt graag op oude machines, de laatste tijd ook veel poëzie:

Bij het weerzien op het familiefeest stopt mijn moeder me/ Een gouden tasje in de hand met daarin een weerbarstig manuscript,/ Een bestseller met koffievlekken op snee,/ Alsmede twee onderbroeken, donkerblauw, van mijn vader.”

Uit: De onderbroeken van mijn vader, van Viktor Frölke

Marieke Groen blogt sinds jaar en dag over wat ze meemaakt en wat ze ziet, en dat doet ze zo laconiek dat je bijna zou vergeten hoeveel emotie en melancholie onder die toon schuilgaat. Dit is een blog zoals die misschien wel moet zijn: geschreven door iemand die zich juist door dat schrijven staande houdt, met een goed oog dat niets als vanzelfsprekend beschouwt, niet in de laatste plaats haar eigen leven.

Het stoplicht sprong op groen en we staken over. Toen ik afsloeg hoorde ik achter me iemand gillen. Oehoehoe, klonk het. Ik remde, stopte en zag nog net hoe een oudere dame van haar fiets viel. Eigenlijk was het niet echt vallen, het was meer alsof ze het opgaf. Ze liet haar stuur los waarna de fiets opzij viel en zij zichzelf op het asfalt liet zakken.

Uit: Monster, van Marieke Groen

Rob van Essen, het interview

Noot van de redactie: waarom het plezier van het vissen altijd voor onszelf houden, dachten we na een bijzonder vermoeiende redactievergadering. Als we daar nu eens iemand anders een plezier mee zouden doen … En zo vindt u vanaf nu elke maand een vangst van de week, samengesteld door een gast. Niemand minder dan Rob van Essen bijt de spits af! (zijn vangst krijgt u dinsdag, nu alvast een kort interview)

Het is alweer van 2019 geleden dat Rob van Essen met De goede zoon de Libris literatuurprijs won, en op 2 november verschijnt zijn nieuwe roman, Miniapolis. Tussen die romans in publiceerde hij met Een man met goede schoenen een verhalenbundel waarin attente bloglezers stukken herkenden die eerder op reddend zwemmen verschenen.

Er is dan ook niemand die we liever als eerste gast in ons havencafé ontvangen dan deze beminnelijke geadopteerde Brusselaar.

We stelden hem wat vragen, waarop we de antwoorden graag vandaag al met je delen, en dwaalden door onze haven, waar hij terloops een geweldige vangst van de week bovenhaalde – en die krijg je gewoontegetrouw op dinsdag.

foto (c) Henri Verhoef

Waarom heb je zelf een blog? (reddend zwemmen, genoemd naar de titel van zijn debuutroman)

Ik ben mijn blog ooit begonnen om korte observaties te delen, korte verhalen uit te proberen (een aantal daarvan heeft een bundel gehaald), recensies te delen die ik voor NRC Handelsblad schreef en te reageren op (literair) nieuws. Nu gebruik ik het blog meestal voor wat langere stukken.

Wie zou er absoluut een blog moeten beginnen, en waarom?

Ik merk dat in de loop der jaren de functie van blogs deels is overgenomen door facebook. Ik zie dat tenminste bij mensen van ongeveer mijn generatie: die plaatsen langere stukken op facebook die vroeger in een blog zouden zijn terechtgekomen. Voorbeeld: de Nijmeegse hoogleraar Jos Joosten, schrijver en docent Rutger van Eijken. Die hoeven dus eigenlijk geen blog meer te beginnen. Ik zou vooral nieuwsgierig zijn naar blogs van politici, of van mensen uit de top van het bedrijfsleven, wier bestaan een raadsel voor me is maar dan eerlijk, zonder propagandistische bedoelingen.

Wij, bij Aanlegplaats, zoeken er al een tijdje naar, en we krijgen het maar niet scherp: wat maakt dat een blog echt goed is?

Als je je op een gegeven moment realiseert dat je al een tijdje niets van een bepaalde blogger hebt gelezen, is dat een indicatie dat hij of zij goed bezig is. Of als je er iets van opsteekt over een wereld die je niet kent.

Het leven, een zucht (vangst # 29)

Kinderen.

Minstens zolang ze bij je wonen maken ze een groot deel van je leven uit. En dus ook van de stukjes die ouders schrijven, tussen het verversen van pampers door – Joachim Stoop viert de komst van zijn tweeling – of netjes getimed tussen de ritjes naar en van allerlei verplichtingen – in Verwoede Noten spreekt een chauffeur / secretaris vader.

En op het einde? Dan draaien de rollen weer om. Kotsen op Woensdag verbijt zijn verdriet wanneer hij zijn moeder naar het ziekenhuis begeleidt.

Zo vreemd hoe een geboorte samenvalt met een omslag van groots naar minuscuul: het iconische eerste zuchtje adem als startschot van jullie buitenbuikse avonturen vloeit razendsnel over in een focus op het allerkleinste: grammetjes geboortegewicht, centiliters melk, decimalen lichaamstemperatuur en natuurlijk jullie gratis miniatuur-theater van teentjes, vingertjes en alles daartussen.

Uit Eerste brief aan Juultje en Rosie, zeventiende brief aan Louie, van Joachim Stoop (u moet wel even die zestien andere brieven aan Louie lezen of doorscrollen voor u aan nummer 17 bent – brieven 8 tot 11 sluiten dan weer naadloos aan bij de Kotsen op Woensdag vangst van deze week, we houden nu eenmaal van onvermoede dwarsverbanden)

Je zet me in als chauffeur, en dat is prima en aan die belofte hou ik me natuurlijk, maar ik ben niet je secretaris. Dus als je wil dat ik mij ervan bewust ben dat ik om zo en zo laat klaar sta voor je, moet je dat precies met me afspreken, en niet in de agenda plempen en denken dat je op die manier je vader kunt besturen. Jouw afspraken zijn jouw verantwoordelijkheid”. Waarop dochterlief zo woest als ze kan haar lunch naar binnen werkt en al even woest daarna haar bord, bestek en mok in de vaatwasser smijt en de trap op naar boven stampt.

Uit Gewoon geen secretaris op Verwoede Noten

Bij de dokter zat moeder erbij alsof ze in haar zetel naar de televisie keek. Zappend, met haar uitgestrekte arm en de afstandsbediening in haar vingers verkrampt. Ik dacht aan vroeger, aan familiefeesten met mij op haar schoot. Kreunend om aandacht en eten. Tussen het wazige door vertelde de dokter iets over immuuntherapie en palliatieve zorg.

Uit Woensdag 25 – 08 – 21, van Kotsen op Woensdag

(En o ja, we hebben ook nog een nieuwtje uit eigen huis. Vanaf nu gaan we één keer per maand met een gast het water op, en laten de hengel over aan haar/hem/hun. De eerste gast? Niemand minder dan Rob van Essen!)

Jammer van de mensen (vangst # 28)

Verdomme, die andere mensen toch! Anderhalf jaar op ons eigen was misschien wat teveel van het goede, maar de bubbels zijn amper doorprikt of we herinneren ons weer ten volle hoe lawaaierig, veeleisend en ja, hoe aanwezig ze eigenlijk zijn.

Marita krijgt logés die zich ‘overduidelijk thuis voelen’. Psycholoog Marthe van Bronckhorst besluit zelf eens in therapie te gaan en dat voelt ‘alsof je naar de sauna moet met je collega’s en daar vervolgens je beoordelingsgesprek krijgt’. Gelukkig drukt Pascal ‘Digital’ Cornet net op tijd af om ons erop te wijzen dat twee tuinstoelen en een kippenpluimmachine wél interessanter worden met een mens erbij. Zeker als het Kevin De Bruyne is.

Het was een fijn weekend en nadat ze op maandagochtend weer richting het Noorden waren vertrokken, vond ik het opeens heel stil in huis. Gelukkig duurde dat niet lang, het is toch verrekte fijn dat je weer op je eigen bank kan liggen zonder daarvoor een kind aan de kant te moeten schoppen.

Uit Logés van Marita’s Overpeinzingen

De raarste gedachten schieten door je hoofd in zo’n gesprek. Kijkt-ie nou op de klok? ‘Ben ik bij lange na niet erg genoeg’ afgewisseld met ‘ben ik juist te raar’ om dit te vertellen? Zou hij opzien tegen de afspraak? Zou hij uitkijken naar zijn lunch, zou hij een broodje zalm nemen, zijn boeddhisten pescotariër? Zou hij me een ‘typisch kind van mijn tijd’ vinden?

Uit Framer geframed van Hard// hoofd

Ik had halt gehouden omdat ik de twee plastic stoelen een interessant onderwerp vond maar ik kreeg meer. Ik wilde net afdrukken toen een man met voetbalshirt van achter de houtstapels tevoorschijn kwam. Hij bevestigde dat de houtblokken de stoelen voor wegwaaien moesten behoeden. Het toestel dat hij voor zich uit duwde bleek een kippenpluimmachine te zijn. En toen ik vroeg of hij fan was van Kevin De Bruyne (wiens naam boven het nummer 17 op zijn rug prijkte), antwoordde hij schalks: ‘Neen, dat is mijn familienaam.’ Waarop hij met zijn kippenpluimmachine net niet snel genoeg uit mijn schermpje stapte.

Op naar de zestig 302 van het leven als voorlopige oplossing

Foto: op naar de zestig 302, Pascal Cornet

Vinyl met twee leeslinten (vangst # 27)

Vakantie of niet, schrijvers, uitgevers en lezers van de betere literatuur kunnen het niet laten om te filosoferen over zichzelf, de literatuur als vak, en het boek als fetisj object.

Daar ontsnapt ook deze redactie niet aan, gevleid als ze zich voelt door de typering van Chretien Breukers als ‘fijne luiden’ (in een bespreking van het overigens schitterende Drie mannen en een stoel), we mopperen ook mee met Johan Velter over slechte vormgeving (niemand moppert zo mooi als Johan Velter) en schudden vertwijfeld het hoofd bij de vervloeking door Dirk Vekemans (waarbij we nooit precies weten welke bodem we gemist hebben).

‘Mijn boeken zijn een soort vinyl.’ (zegt Marc Vleugels van de gelijknamige uitgeverij). Dat klinkt misschien wat bewust-afzijdig, maar ik denk dat Vleugels een punt heeft. Niet de literatuur verdwijnt; de literaire boeken voor een kleine groep krijgen iets hips, iets voor ‘enkle fijne luiden’, en dat is ook wel een lekker idee.

Uit: Christian Oster: Drie mannen en een stoel, De Nieuwe Contrabas

Het boek wordt met een leeslint geleverd, eigenlijk hadden er twee leeslinten moeten zijn: een voor het tekstgedeelte, het ander voor het notenapparaat, maar is in ieder geval onhanteerbaar. Een leeslint kan maar gebruikt worden wanneer de draagkracht in verhouding staat tot het tekstgewicht: een ideale verhouding vinden we in de Pléiade-uitgaven van Gallimard, die ook dikwijls twee leeslinten bevatten.

Uit: Pseudovormgeving, schijnboekcultuur, sfcdt

‘schrijvers’ en ‘kunstenaars’ pronken ijdel met gebruiksvoorwerpen die niet van hen zijn en verkopen hun extreme luiheid als ‘kunst’ of als tekstkapitaal. het zijn producenten van negatieve waarden, want hun producten corrumperen en belemmeren de toegang tot de collectieve kennis.

Uit: Over kennis en schoonheid, ViLT

Het album van de blije jeugd (vangst # 26)

Warme augustusmaanden waren tot voor kort ideaal om toekomstige herinneringen te verzamelen. Het is nu anders. Maar ondanks de regen kijken we samen met Katrin Van de Velde achterom. In een ontroerend mooi stuk beschrijft ze hoe haar vader met het klimmen der jaren breekbaarder wordt. Jan van Mersbergen maakt zich vrolijk over het gemakzuchtig gebruik van clichés. En Jean-Paul van Spaendonck laat het miezerige augustus weer niet aan zijn hart komen en kiest geschikte vakantielectuur uit.

De vader onder de parasol is niet de vader van de kelder. Hier zit een fragiele, ietwat gebogen man die gespaard moet worden. Hij zal er niet zo erg lang meer zijn, en dan ga ik hem missen. Ik zou daar nu al om kunnen huilen. Toch slaag ik er niet in hem vast te grijpen, hier te houden, te denken: nù, nù, nù!

Mijn ouders gaven me onlangs een oud fotoalbum. Het gaat over onze jeugd, toont vier mensen die ik niet ken. Een jonge slanke sterke man. Een jonge slanke zorgelijke vrouw. Een dochter. Een zoon. De kinderen kunnen nog alle kanten op.’

Uit: dagvinder.be/donderdag-22-juli-2021 van Katrin Van de Velde

Nooit doet zo’n terras mensen denken aan Lille of Rouen of Lyon, achterbuurten in Marseille, altijd Parijs. En nooit moet de naam Parijs beelden oproepen van vervallen buitenwijken met hoge flats waar jeugd dreigend rondloopt, waar drugsproblematiek is, waar flats staan, waar je je totaal niet veilig voelt.

Uit: parijs door Jan van Mersbergen

‘Mijn boek en ik hebben doorgaans een gelijkwaardige relatie: we laten elkaar in onze waarde. Op mijn leeftijd is kunst er niet meer om te schokken en te ontregelen maar vooral om te troosten, aan het denken te zetten en te vermaken.’

Uit: vakantielectuur van Jean-Paul van Spaendonck