Wat vinden jullie van seksrobots? (vangst #25)

Twijfelen is goed, hardop twijfelen is beter, je lezers uitnodigen om mee te twijfelen door ze eens goed de waarheid te vertellen, is ongetwijfeld het allerbest.

Deze week drie schrijvers die hun mening niet onder stoelen of banken schuiven. Gelukkig maar! Martin Pulaski spuugt op de droom van Groot-Nederland, Mark Cloostermans richt zijn pijlen op 69-jarige schrijvers die transformeren in lesbiennes en Anton Voloshin vermoedt dat ook seksrobots niet voor rechtvaardigheid gaan zorgen in een laffe en weerloze maatschappij. Wat denken jullie?

“Mocht ik kunnen sterven als Zuidelijke Nederlander, ik zou gelukkiger sterven dan als Belg”, oppert de leider. Hij is het trauma van de val van Antwerpen in 1585 te boven aan het komen en heeft nu een grote sprong voorwaarts gemaakt naar 1919 en het verdrag van Loppem. Toen werd daar een soort van staatsgreep gepleegd waarbij vliegensvlug een regering werd gevormd die – uit schrik voor een revolutie naar het model van die in Rusland in 1917 – een aantal hervormingen moest doorvoeren om de bevolking (de arbeidersklasse) te sussen. Er kwam onder meer algemeen stemrecht voor mannen. Vrouwen telden nog altijd niet mee. Mijnheer De Wever verwijst naar Loppem als model om de confederatie buiten de Grondwet af te dwingen. Met een coup. Vandaar dat hij al zeker is van die Vlaamse confederatie.
Hoe hij zijn nieuwe droom wil verwezenlijken is onduidelijk. Met overtuigingskracht zal het hem niet lukken. Veel Vlamingen, weet ik uit ervaring, lusten de Nederlanders rauw.

Uit: Een nieuwe orde, een nieuw mierennest van Hoochiekoochie

Iedereen mag overal over schrijven, sterker!, de schrijver moet zich in alles en iedereen kunnen verplaatsen. Maar doe toch een beetje moeite, denk ik dan – schrijf eens een dikke roman over een homoseksuele relatie! In gebonden uitgave, zodat het boek lekker hard is, en dik als zwellichaampjes in volle actie. Dat zie je heteroseksuele schrijvers dus nooit doen. Zich inbeelden dat ze kunnen snappen wat een vrouw ervaart in bed? Geen probleem, dat kan hun verbeelding zonder e-ni-ge moeite aan. Doubt it, maar daar lijkt het wel op. Maar mannen? Die seks hebben met mannen?

Uit: In de ban van de lesbienne van Mark Cloostermans

Nog zoiets: die seksrobots, voor wanneer zijn die eigenlijk? En gaan die zorgen voor de revolutie? Wellicht niet. Aangezien ze door mensen in elkaar zijn gedraaid, zullen ze waarschijnlijk ten onder gaan aan zichzelf, nog voor ze een beledigend festival kunnen organiseren waarin ze de spot drijven met lager geplaatste robots van de assemblage, de fruitpers en het digitale dambord.

Uit: Op een jetstraal van stront de rijkdom in van Onklare taal

Aan dood zijn heb je niet zo vreselijk veel (vangst # 24)

Per ongeluk (Marieke Groen), met opzet (Vitalski), of de hand aan jezelf (Viktor Frölke).

De dood waart door deze vangst, in het midden van een sombere zomer. Maar zie, uiteindelijk komt alles goed. Meer uit achteloosheid dan uit heilzame intentie, al zal u toegeven dat dat niet zo veel uitmaakt. Zo lang we maar leven om het op te schrijven of het te lezen, hier in Aanlegplaats.

Het stoplicht sprong op groen en we staken over. Toen ik afsloeg hoorde ik achter me iemand gillen. Oehoehoe, klonk het. Ik remde, stopte en zag nog net hoe een oudere dame van haar fiets viel. Eigenlijk was het niet echt vallen, het was meer alsof ze het opgaf. Ze liet haar stuur los waarna de fiets opzij viel en zij zichzelf op het asfalt liet zakken. 
Onmiddellijk stoven we op haar op af, ik en de anderen die, zag ik nu, uit drie vrouwen van een jaar of zestig bestonden. Ik hielp de oude vrouw overeind. ‘Gaat het?’ 
Ze knikte. Toen herstelde ze zich, keek me boos aan en zei: ‘U sloeg zomaar af!’
‘Ik stak wel mijn hand uit,’ zei ik voorzichtig.

Uit Monster van Marieke Groen.

het werd negen uur savonds. het regent hard. een paar vrienden die ik aan de duitsers verraden heb, worden nu op dit moment, terwyl ik hier zit te bloggen, door myn schuld geëxectueerd; en toch voel ik er niets by, omdat ik wéét dat ik geen keuze had.

Uit State of Being, 25 juli 2021 van Vitalski

Dood of Levend

Een mens kan wel dood willen –

Zelfs helemaal niet zo’n gek idee

De redenen liggen voor het oprapen,

Welbeschouwd valt er weinig tegenin te brengen –

En toch heb je daar, at the end of the day,

– Nog afgezien van het onmeetbare leed

De ontrukte dierbaren aangedaan – ,

Ook weer niet zo vreselijk veel aan.

Dood of levend van Viktor Frölke

In de hangmat van het verleden (vangst # 23)

Deze week kijken we achterom en halen herinneringen op aan de gouden jaren van weleer toen – om Karl Valentin eens te citeren – zelfs de toekomst beter was. In een ontroerend stuk beschrijft Ben de Graaf zijn persoonlijke ontmoetingen met de onlangs overleden A.L. Snijders. Nog verder in het verleden duiken we met Merel de Vilder Robier die een prachtig anekdote aanhaalt over de spaarzaamheid van Victor Hugo. En terwijl Victor Hugo op de kleintjes lette, verlangde Jan Devriese in een tent in de Venezolaanse jungle vurig naar kotsen in de goot in Lloret de Mar.

‘Op Lowlands 2014 maak ik voor het eerst fysiek kennis met de uitvinder van het zkv. Hij staat op het affiche tussen namen als Queens of the Stone Age, Gregory Porter en Stromae.
Hij vertelt het verhaal van een jonge meid. Ze is van eenvoudige komaf, maar ook van grote schoonheid. Een al wat oudere man is onder de indruk, nodigt haar uit voor een etentje. En vraagt of hij haar mag tutoyeren. Het meisje vertelt haar moeder over de uitnodiging en vraagt of zíj misschien weet wat ‘tutoyeren’ betekent. Haar moeder schudt het hoofd: ‘Nee, dat weet ik niet, maar ik zou voor de zekerheid maar schoon ondergoed aantrekken.’

Uit: herinneringen-aan-a-l-snijders van Ben tekstschrijver

‘…good old Virginie Loveling.

Mijn hart jubelt.

Mijn cerebrum en visuele cortex knisperen.

Ik degusteer, savoureer haar Herinneringen.

Oh, de gouden dagen, toen men nog Victor Hugo ging bezoeken en dorstig en hongerig de terugweg moest aanvatten.’

Uit: in-de-hangmat-met van Merel de Vilder Robier

‘Het is, zo denk ik, het lot van al wie pas waarlijk zichzelf kan zijn in het woord, en niet in een funky zwembroek: je begint aan het leven met een achterstand — en je hebt maar één kans om een tweede indruk te maken.’

Uit: lloret-de-mar van De week van Devriese

We zijn goden! (vangst #22)

Vanop afstand lijkt alles perfect. Het is pas wanneer je met je neus in de vijvers, of tussen de veren duikt dat het leven boeiend wordt. Alles verandert, alleen Sisyfus blijft zijn bal de berg op duwen, maar net dan telt de kleinste gedachte.

Lucas Vanclooster trekt onder zijn vrouws naam naar de tuin om gierzwaluwen over te zien vliegen, maar ontdekt dan verstilde foto’s en ontluikende kikkers. Caro Van Thuyne laat Maxies vleugels trillen, met woorden die zelfs een olifant kippenvel laten krijgen. Ten slotte speelt Sisyfus met het heden als vlucht voor het ondraaglijke verleden.

Hij is zo aandoenlijk nieuwsgierig, plukt aan dode plantenstengels, trekt aan de tuit van een plastic gietertje. Van op de betonnen boord reikt hij naar iets dat hij gezien heeft in de modder, wat leert hij toch snel. Hij gaat op wandel, richting rest van de tuin. Dan hoor ik hem roepen vanuit onze grootste bloemenborder. Ik blijf achter de hoek van het huis staan kijken.’

Uit: Maxie van Caro Van Thuyne

‘Vandaag is het de internationale dag van de gierzwaluw, International Swift Day. Die dag is belangrijk voor mij sinds de salangaan de totem bij de scouts werd van onze betreurde zoon. De salangaan is de Aziatische gierzwaluw, dat maakt weinig verschil. Mijn zoon de salangaan was trouwens van het principe “’t zal wel gaan”.’

Uit: Middagjournaal van Lucas Vanclooster

[Ik kan] moeilijk zonder, want juist met hun menselijke gebreken  herkende ik ze als het betere ‘ons’ dat vaak in tijden van nood en eenzaamheid zichtbaar en voelbaar is.
Dus kan ik niet anders, ondanks het hellend vlak, dan vertellen wat ik probeerde om aan de dwang van het dagelijks duwen te ontsnappen. Hoe dwaas en onvolkomen mijn pogingen ook waren.

Uit: Sisyfus spreekt, een monoloog van Indestilte

Als toemaatje bij deze vangst, de gevleugelde woorden van The Postal Service via klank en beeld.

They will see us waving from such great heights
“Come down now,” they’ll say
But everything looks perfect from far away
“Come down now,” but we’ll stay

Loslaten, dat mannengedoe! (vangst #21)

Niets zo opwindend als een man die de regels en gewoonten van het patriarchaat aan zijn laars lapt. Zij kunnen ons krijgen! Voor hen laten we onze deur op een kier staan. Zij belanden in onze armen. We vangen hen, nog voor ze beseffen dat ze kunnen vallen.

Kijk, zij nemen tenminste de tijd. Mark Nankman plant zorgvuldig een rots te zijn. Jonathan van der Horst verkiest aan het aanrecht van zijn eenpersoonsappartement bewust gevoelens boven gedachten. Herman Loos zorgt voor zijn nieuwe dochter.

‘De laatste tijd heb ik rotszorgen. Ik weet niet precies hoe ik nu rots moet zijn. Moet ik wel een rots zijn? Of is dat beter een zorg voor wat later? En de branding die ik op het oog heb, ligt nog op grote afstand. Eigenlijk weet ik niet eens waar die branding precies is. Allemaal onzekerheden. En dan sta je als rots ook niet echt vast.’

Uit: Rotszorgen van Verwoede Noten

‘Mannen denken abstract, vrouwen staan in verbinding. Mannen vluchten in hun eigen hoofd, vrouwen stappen de wereld in. Mannen voeren monologen, vrouwen gaan het gesprek aan. Of deze neiging inherent aan mannen is behoeft verder literair onderzoek, maar het enige wat ik nu weet is dat ik sinds mijn ineenstorting niet langer in die abstractie wil leven.’

Uit: Verslag van een mislukking van Hard//hoofd

‘Ik geef badjes en ververs pampers, loop rond om boertjes op te wekken. Mémoire musculaire – de spieren herinneren zich vrijwel alles. Het is als de afdaling van Hautacam: ook als je het jaren niet gedaan hebt, snijd je na een haarspeld of vijf de bochten weer scherp aan alsof je het wekelijks doet.’

Uit: Gezin met dochters van Herecomesherman

Lig je wakker? (vangst #20)

Broeierig zomerweer in een stad zonder groen. Plakkerige kleren in drukke winkelstraten. De nacht, woelend in warmte. Gras verschroeit, ijsjes smelten. Soms stemt ook een felblauwe hemel melancholisch.

Bart Moeyaert kan niet slapen. Katrin Van de Velde denkt met weemoed terug aan de zomers van vroeger, definitief voorbij. Arne Schoenvuur leeft te nabij en eenzaam in ijle lucht.

Herken je dat? Soms voelt zweten zoals schrijven in de zomer.

Er zijn tijden dat ik middenin de nacht gemiddeld anderhalf uur naar het plafond lig te kijken. Bregje Hofstede worstelde al een tijdje op een gelijkaardige manier met haar nachten, en ging op zoek naar de antwoorden op haar slaapvragen.

Ik heb “Slaap vatten” met extra aandacht gelezen, natuurlijk ook omdat ik een gelijkgestemde ben. Als Bregje Hofstede schrijft: “Het komt mij als moeilijke slaper goed uit dat het schrijven soms ook mijn wakker liggen zinnig maakt,” herken ik dat.

Uit: Lig je wakker? van Bart Moeyaert

‘Als ik terugdacht aan De Haan, kwam een onbehaaglijk gevoel op. Het was een fijne vakantie, dus ik begreep niet meteen waar dat onbehagen vandaan kwam. Het had iets met de gebouwen daar te maken. Het verval, de verandering, een beetje melancholie.
Ik kom er namelijk al sinds mijn jeugd zowat elke zomer. Eerst een tweetal keer met mijn ouders en broertje, daarna jarenlang met mijn eerste man, dan een keer met een lief, en nu al enkele jaren met mijn huidige man.
Toen ik er vorige week door de straten liep, kwam ik langs een groot, nog amper rechtstaand huis met afbladderende gevels, dat nu al zo lang elk jaar wat grondiger verkommert. Vroeger was er een populaire frituur in gevestigd, er stonden houten tafels en banken die altijd bezet waren. Nu is het klaar voor de sloop, maar zelfs daar lijkt men maar niet toe te komen.

Uit: Dagvinder 25 juni 2021 van Katrin Van de Velde

 

Vandaar dat wij

Nooit uitgepraat raken

Wij nergens samen

Aankomen, ik te traag

Jij te snel of ik al daar

Waar jij nog onderweg

Elkaar zo voorbij

Als jij nog maar net begonnen bent

Ben ik het einde al nabij

Waar we ook gaan

Uit: Hoogteverschil van Arne Schoenvuur

Te oud om naakt over auto’s te lopen (vangst #19)

De pijn in mijn knieën, eerder ongemak, dat geef ik toe, slijt maar niet. Dan moeten het wel de knieën zelf zijn die slijten. Oud worden, het is wat.

Het begint jong, het is eigenlijk iets van alle leeftijden, toch wanneer je zoals Sam Sterckx op een terras in de Zurenborg vaststelt dat niets nog is wat het was, of wanneer je zoals Marita moet vaststellen dat leeftijdgenoten – in tegenstelling tot jezelf – ‘walgelijk fit’ kunnen zijn.

Misschien is het nog het beste om oud zijn over te laten aan wie nog ouder is dan jij. Want ook dat kan. Twee mannen op het bankje bij Erik van de Sprekershoek van de Schrijverij.

Flarden van onbezonnen herinneringen vullen mijn gedachten op. Met z’n allen naakt over auto’s lopen, hysterisch lachen om niets en jointjes smoren aan het meer.

Uit: Woensdag 16-06-21 van Kotsen op Woensdag

En toen kwam de zondag. Ik ging een wandeling maken in de Amsterdamse Waterleidingduinen met lieverds F., G. en J.. Van mijn leeftijd, maar alle drie walgelijk fit en daar had ik rekening mee moeten houden. Eerlijk gezegd ging het al mis bij het bepalen van de wandelroute. Normaal gesproken sta ik met mijn snuit bovenop zo’n informatiebord om de meest korte route uit te zoeken, maar nu was ik vol vertrouwen dat de twee ‘captains’ een juiste keuze zouden maken.

Uit: Wandelen van Marita

 ‘Mijn leven was een heerlijk diner,’ vertelt de eerste, ‘mijn kindertijd een appetijtelijk voorgerecht, de hoofdschotel copieus en lekker en het dessert loopt zoetjes binnen. Ik had het voorrecht drie keer gelukkig te mogen zijn.’
De ander blijkt een globetrotter, wereldburger, selfmade en van vele markten thuis. Geamuseerd aanhoor ik zijn verwezenlijkingen: ondernemer, muzikant, schilder. Een vat dat bruist van kennis en filosofie. Overal geweest, alles gedaan, een erelint hier, een exotisch huwelijk ginder, op de foto met een beroemdheid daar. Genoeg herinneringen om een dik boek te vullen.

Uit: Twee mannen van de Sprekershoek van de Schrijverij

Nee (vangst #18)

Nee polariseert. Het vergt moed. Nee is scherp, afwijzend, een kruis om te dragen én om te geven. Diegene die het gebruikt heeft keuzes gemaakt. In een tijd waar een gemondmaskerde nee gemakshalve vervangen wordt door een nog niet staan drie schrijvers op om zich de negatie eigen te maken. Of het nu gaat om een weigerende tand, een ontbrekend argument of een grofmazig net; de acceptatie ervan is geheel aan u.

‘Al mijn tanden zullen uitvallen. Ik zit weer op de tandartsstoel. De tandarts probeert de tand te trekken met een tang, een koord en een boor. Ik krijs, ze slaat me knock-out met een staaf. Wat ze ook doet, de tand geraakt er niet uit.’

Uit: Iets dat niet loslaat van Julie Cafmeyer

‘Recent nam ik de beslissing om elke dag een één-regelig commentaar te posten op Facebook. De regel luidt: ‘Stel je niet aan.’ Liefst gevolgd door de naam van de persoon op wie ik reageer, want dat komt zichtbaar harder aan. Het voordeel aan “stel je niet aan” is dat ik me niet in het minst verplicht voel om steeds weer dezelfde argumenten aan te dragen. En waarom zou ik ook?’

Uit: Also sprach der aansteller van Marc Cloostermans

‘Ik zoek naar was die ik allang heb opgehangen. Vind een GSM in de frigo en een blok kaas in mijn sjakosj. Het loopt spaak in mijn hoofd.’

Uit: Ja vs. Nee van Marjon Meijer

Nu even niet over jou (vangst #17)

Voor u gepresenteerd, een lichting die november 2016 tot juni 2021 overspant. De oudste tekst heet geheel toepasselijk ‘Het Beste Heden’, terwijl de jongste tekst dan weer gaat over weerstand tegen de verheerlijking van het verleden. Maar dat is toeval. Het enige échte criterium voor selectie was dat de schrijvers schreven over mensen die schrijven over andere mensen. Nu ja, geldt dat niet voor bijna elke tekst? Inderdaad. En toch.

‘Dus mogelijk ging ik uit eten met Gilles, voor de krant. Dat was het plan. Wellicht. En zoals gebruikelijk mocht ik niet weten waar we uit eten zouden gaan. Dat laat Gilles slechts enkele uren van tevoren weten, via een gecodeerd bericht dat zichzelf na dertig seconden vernietigt. En wanneer ik het dan weet – áls ik het dus weet – mag ik tot publicatie van de recensie in het Parool aan niemand vertellen waar we aten. En al helemaal niet hoe het eten was. Laat staan dat ik iets kwijt kan over het interieur, de straat of wijk waar het restaurant (of bistro of eettentje of snackbar) gevestigd is. En nog minder over wat voor weer het was die dag en welke tram ik nam om ernaartoe te gaan – terwijl er in mijn wijk maar één tramlijn rijdt […]’

Uit: Nu even niet over jou van Ivo Victoria

‘Je loopt door die tentoonstelling en je denkt: dit is een toeristenval, zoals je schilders hebt op Montmartre, zo heb je Aborigenal-schilders, het getuigt van bekrompenheid om individuele schilders onder ‘aborigenal-kunst’ onder te brengen, stel dat je in Japen Nederlandse schilders samenbrengt onder de titel ‘Groeten uit Volendam’ of ‘Op Volendamse klompen’ of Vlaamse schilderijen als ‘Antwerpse keukens’ betitelt, net alsof Aborigines geen individu zijn. Bij de schilderijen die inderdaad louter en alleen aborigenal zijn, hangen echter wel naamkaartjes, het gaat dus om kunstenaars die individu zijn. Toch zijn die schilderijen allemaal hetzelfde, ze zijn de uiting van een aborigenal-kosmologie, stel je voor dat hedendaagse Engelse schilders naar Japan gestuurd worden en allemaal zijn ze geselecteerd op hun anglicaanse schilderwijze – wat te denken? 

Uit: Jij slechte mens van Johan Velter

‘Een paar verlegen studenten vroegen de conducteur, uitleggend dat ze opdrachten moesten doen, of ze iets mochten omroepen. Ze moesten dat doen vóór Gent Sint-Pieters. Het volgende station was Gent Sint-Pieters. Oei, zei de conducteur, en wat moet je dan omroepen ? Dat mag alles zijn, zeiden de studenten. Okee, zei de conducteur, dan mag je wel omroepen wat ik anders toch omroep. We komen aan op Sint-Pieters, hierna gaat de trein door naar Kortrijk. Oke, zeiden de studenten.

En ze riepen exact dat om, Vos. Met enkel een fijn weekend aan iedereen namens hun studentenvereniging. Geen rebellie, geen rock ’n roll, gewoon braaf wat ze gevraagd was. Ik ben daar dan maar uitgestapt en heb even een sigaret gerookt voor het station in de regen, me afvragend of ik iets anders had gedaan. We doen toch meestal maar gewoon wat ze zeggen dat we moeten doen. Het is nu eenmaal zo, het is nu eenmaal zo.’

Uit: Het Beste Heden van René van Densen

De terugkeer van de nostalgie (vangst #16)

Deze dinsdagochtend nemen we u mee op een cultureel verantwoorde trip down memory lane. Blogger Hoochiekoochie zag onlangs de film Hedda Gabler uit 1978 van Jan Decorte – naar een toneelstuk van Ibsen – en doet ons verlangen naar het Zweden van eind negentiende eeuw, toen manuscripten nog gewoon, uit pure verveling, in de open haard werden gesmeten. Rob van Essen leest voor het eerst De terugkeer van Joachim Stiller van Hubert Lampo en schrijft er ongemeen boeiend over in steeds genuanceerdere beschouwingen. Tot slot kijkt Philippe Clerick, onze favoriete gepensioneerde leraar waar we nooit les van hebben gekregen, ter gelegenheid van zijn zesenzestigste geboortejaar dapper vooruit. Maar niet zonder zich een moment lang weer een jonge dertiger te hebben gevoeld.

‘De lange stiltes die tot nadenken stemmen en observatie aansporen. Ga je van nog langere stiltes niet dood? Nee, natuurlijk niet want hoe meer stilte hoe meer er te horen valt en hoe duidelijker de contouren worden van wat wordt uitgesproken. Goede articulatie van een pijnlijk mooi Nederlands. Waarom horen we nog maar zelden onze taal zo speels en toch afgemeten klinken? Het gemompel van een Marlon Brando blijft ons hier bespaard.’

Hedda Gabler van Jan Decorte uit Hoochiekoochie van Martin Pulaski

De komst van Joachim Stiller is zo’n roman die beter of in ieder geval sympathieker wordt naarmate je je meer verdiept in de herkomst, de biografie van de schrijver, diens eigen commentaar op zijn werk. Dat is een zwakte van het boek, ben je dan meteen geneigd te roepen, gevoed door de opvatting dat de tekst voor zich moet spreken, dat de maker er niet meer toe doet als de tekst eenmaal bestaat; maar in plaats van zwakte kan je ook zeggen: eigenschap. (Misschien moeten we dat vaker doen: zodra iemand zwakte! roept meteen eroverheen gaan met: nee, eigenschap!)’

De herkomst van joachim stiller uit Reddend zwemmen van Rob van Essen

‘Het is echter juist omdat vijfenzestig zo’n mijlpaal was, met zo’n heftige gevoelswaarde, dat zesenzestig nu tegenvalt. Ergens moet ik het in mijn hoofd gehaald hebben dat de teller eeuwig op vijfenzestig zou blijven staan. Het is niet zo. De teller loopt door. Het is nu zesenzestig. And counting.

Laatst kreeg ik van een oud-collega, die mijn leeftijd heeft, vervroegde verjaardagswensen. ‘Het is nu ook voor jou ‘route 66,’ schreef hij. Dat was een aardige formulering. Woorden hebben een bezwerende kracht. ‘Route 66’ … ik voelde mij even weer een beginnende dertiger.

Ik word zesenzestig uit Clericks Weblog van Philippe Clerick